Mw. drs. Addy Manneke

Addy Manneke is geboren en opgegroeid in Yerseke (Zeeland). In Driebergen volgde ze aan de Academie 'De Horst' de opleiding cultureel werk. Daarna studeerde ze sociale wetenschappen (andragologie) aan de UvA in Amsterdam. 

Ze werkte in verschillende functies in vormingswerk op Kerk en Wereld en onderwijs, als agoog aan de huisartensenopleiding van de VU, en als stafdocent in het hoger beroepsonderwijs (lerarenopleiding) van de Hogeschool van Utrecht. 

 

In de jaren negentig rondde ze de studie theologie af aan de Hogeschool Holland in Diemen en was ze voor twee dagen per week verbonden aan de Walkartgemeenschap in Zeist. Daarna bleef ze werkzaam als gast-voorganger in verschillende afdelingen van Vrijzinnigen Nederland. Haar overdenkingen gaan meestal over actuele thema`s, waarbij ze oude bijbelverhalen verbindt met eigentijdse persoonlijke en maatschappelijke problemen en met literatuur en filosofie.

 

Sinds 1986 schreef ze vier boeken over uiteenlopende onderwerpen, eerst op haar vakgebied (agogiek en ethiek), later ook op basis van eigen ervaringen: Hart van slag (over boezemfibrilleren, 2005) en De bewuste stiefmoeder(2009). In 2012 verscheen Krasse Dames, een boek met levensverhalen van oudere sterke vrouwen.

 

Ze is getrouwd en moeder, stiefmoeder en grootmoeder.


Arbeid

Inleiding

 

Vandaag 1 mei is het de Dag van de Arbeid. Misschien zegt dat u niet zoveel, maar ik vond het een mooie gelegenheid om arbeid als thema voor vanmorgen te kiezen. De Dag van de Arbeid is een feestdag van de socialistische en communistische arbeidersbeweging. Het is dus eerder een dag van de arbeiders. Dat woord arbeider is al een beetje uit de mode, we spreken nu eerder van werknemers. In Europa is 1 mei in bijna alle landen een officiële feestdag, maar niet in Nederland. Ik heb me laten vertellen dat dat komt doordat er in Nederland in het verleden geen echt harde confrontaties zijn geweest tussen overheid en vakbonden.

De 1 mei viering, waarvan de oorsprong in Amerika ligt, in de tweede helft van de 19e eeuw, heeft te maken met de strijd voor de invoering van de 8-urige werkdag, Voor die tijd waren er in de fabrieken werkdagen van 10 tot 16 uur, zes dagen per week en ook nog eens onder slechte arbeidsomstandigheden. Daarom werd er gedemonstreerd voor een evenredige etmaalverdeling: acht uur voor arbeid, acht uur voor recreatie en acht uur voor rust. In Nederland werd in 1919 de wet aangaande de achturige werkdag aangenomen.

 

OVERDENKING

 

De laatste Walkartontmoeting van dit seizoen ging over de verschillende tussen de visies op het paradijsverhaal in schilderijen van Michelangelo en Marc Chagall. We zagen beelden van Adam en Eva, die uit het paradijs werden verdreven. Adam kreeg - volgens het bijbelverhaal - daarbij van God zelf te horen dat hij moest zwoegen om in zijn levensonderhoud te voorzien en Eva zou met smart kinderen baren. De rolverdeling werd dus vastgelegd. Deze opdracht om hard te werken is niet exclusief voor de bijbel. In alle traditionele culturen vind je de antropologische noodzaak om hard te werken. Geen wonder dat in die culturen uitgekeken werd naar een soort sabbat, een tijd van niet-werken en uitrusten. Dat is ook terug te vinden in het bijbelse scheppingsverhaal: zelfs God moest uitrusten van zijn scheppingswerk.

 

Arbeid, werken neemt een grote plaats in in het leven van mensen en in de maatschappij in het algemeen. Heel lang is werken vooral zwoegen geweest en werd arbeid laag gewaardeerd, het was iets voor vrouwen en slaven. Als je rijk was hoefde je niet te werken. Later, zo rond de 16e eeuw, werd werken als een morele plicht gezien. Arbeid adelt. Pas veel later verandert de waardering van arbeid in meer positieve zin, al was er wel altijd waardering voor goed ambachtelijk werk. Tot op de dag van vandaag is arbeid een lastig en omstreden begrip, dat gekenmerkt wordt door tegenstellingen. Ik noem er een paar:

lust of last

zegen of vloek

plicht of recht

verslaving of bevrijding

voertuig van onderdrukking of middel tot zelfrealisatie

 

kiest u maar

 

Binnen een en dezelfde maatschappij wordt arbeid op deze uiteenlopende manieren beleefd, zelfs binnen een en dezelfde persoon wisselen de tegenstellingen zich soms af

Je ziet mensen die voortdurend klagen over hun werk, maar diep bedroefd zijn als hun bedrijf gaat inkrimpen en ze ontslagen worden

mensen die zuchten en steunen onder de last van hun verplichtingen en uitzien naar hun pensioen, maar als het zover is ziek of depressief worden

 

Of werk bevredigend is hangt natuurlijk sterk af van het soort werk, inhoud en niveau, de mate van met controle over de eigen werkomstandigheden

 

Behalve dat verschil in waardering valt er nog iets op. Namelijk dat succes in het werk momenteel erg belangrijk is. Samen met succes in de liefde, zou je kunnen spreken van de twee belangrijkste issues, aangelegenheden, in onze maatschappij. De perfecte liefde is het ene ideaal, de perfecte carriere het andere. Bij werk gaat het dan om veel meer dan je brood verdienen, al is dat natuurlijk ook belangrijk. Maar er is een ambitieuzer doel en dat is dat werk erkenning oplevert, nog liever eer en creatieve vervulling. Pas dan geef je betekenis aan je leven, lijkt het. Iets wat oorspronkelijk was weggelegd voor een kleine elite is een veel algemenere norm geworden. Het lijkt er wel op alsof we ons alleen via werk en een baan, via een goede baan, kunnen verwerkelijken, betekenis aan ons leven kunnen geven. Er wordt ook veel onderling vergeleken. Jongeren hebben op het gebied van werk vaak heel hoge idealen, maar weinig idee hoe ze die moeten bereiken. En als het niet lukt is het moeilijk om om te gaan met de droefenis die daarvan het gevolg is. Veel lukt er natuurlijk wel, maar ook veel niet. In die zin is een beetje pessimistische instelling op dit gebied vaak meer aan te raden dan het credo: `je kunt alles bereiken wat je wilt`, want dat leidt dan weer tot de conclusie als het niet lukt: je hebt het niet genoeg gewild of niet genoeg je best gedaan. Geen wonder dat er zoveel mensen en ook veel jongeren depressief zijn. Beter is het om niet al te veel te geloven in compleet geluk, niemand is perfect, beter gezegd: we zijn allemaal een beetje gestoord.

 

Over dat gestoord zijn gesproken. Ik las het volgende. `In India leven bedelaars die van het geld dat ze bijeen gebedeld hebben een arm of been laten amputeren - een gezonde hè. Door echte dokters naar het schijnt; in ziekenhuizen. Dat doen die bedelaars omdat ze zonder arm of been meer geld bij elkaar kunnen bedelen. De investering hebben ze zo terug.` Het is toch bitter dat mensen zich genoodzaakt voelen om zich zo te laten verminken. Maar kun je niet net zo goed zeggen dat er in onze westerse maatschappij mensen zijn die een stuk van hun leven laten amputeren ter wille van hun werk? Zodat ze nauwelijks toekomen aan tijd voor gezin en relaties, voor broodnodige rust en bezinning, omdat ze altijd met werk bezig zijn?

 

Vanmorgen las ik een bijbelverhaal voor dat je wat tegendraads zou kunnen noemen. Een bijbelverhaal voorlezen doe ik niet, zoals u inmiddels waarschijnlijk wel van mij weet, omdat in mijn visie de bijbel het laatste woord heeft, maar wel omdat een bijbelverhaal vaak een aanzet geeft om na te denken over hedendaagse onderwerpen. Zeker het optreden van Jezus geeft daar aanleiding toe. Mooi om uit zo`n traditie te kunnen putten. Ik heb niet toevallig vanmorgen de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard voorgelezen.

 

In deze gelijkenis van Jezus is er sprake van een landheer die een wijngaard heeft. Het beeld van een wijngaard wordt vaker gebruikt in de bijbel. Jezus zal met zijn leerlingen vaak door een wijngaard gelopen hebben.

De heer van de wijngaard heeft arbeiders nodig. Hij gaat aan het begin van de dag naar de markt om dagloners in te huren. Hun situatie was vaak behoorlijk problematisch. Ze werden telkens per dag ingehuurd, en dus steeds opnieuw volstrekt afhankelijk van goedwillende werkgevers. Per dag werd 12 uur gewerkt. De landheer sprak een dagloon af van een denarie, een gebruikelijk tarief in die dagen. Een dagloner had vanwege het ontbreken van een vast inkomen een bijzonder riskant bestaan, soms waren slaven beter af.

Drie uur later gaat de landheer opnieuw naar de markt. Hij ziet nog mensen werkloos op het marktplein staan en huurt er weer een aantal in. En nog drie keer gaat hij erop uit en elke keer weer huurt hij mensen in die nog werkloos zijn, omdat, zoals ze zeggen, niemand hen in dienst wil nemen. Als je de achtergrond van het dagloner zijn kent, begrijp je de tragiek van degenen die geen werk hebben gekregen. Ze willen wel werken, maar er was niemand die hen wilde hebben, zoals ze zelf ook zeggen. Daarin klinkt veel pijn door over het werkloos zijn. Ze stonden vast niet voor hun plezier op de markt te wachten totdat iemand hen kwam inhuren, om vervolgens te moeten meemaken dat ze buiten de prijzen vallen. Dat overkomt nog steeds mensen, ook in ons welvarende Nederland.

 

En dan gebeurt er aan het eind van de dag, bij het uitbetalen van het loon, iets merkwaardigs. Degenen die het laatst zijn ingehuurd krijgen hun loon het eerst en dat is evenveel als met de werkers van het eerste uur is afgesproken. Die denken inmiddels, dat zij wel veel meer zullen krijgen, maar ze krijgen hetzelfde en doen daarover hun beklag bij de landheer. Dat vinden we waarschijnlijk helemaal niet zo vreemd, misschien zouden we ook zo reageren als het ons overkwam. Het antwoord van de landheer is dat het hem vrij staat om ‘meer dan het gewone’ te betalen. Zijn goedheid tegenover ‘de laatsten’ is toch niet in strijd met zijn redelijke afspraak met ‘de eersten’. Of kunnen ze het niet hebben dat hij goed is en geen onderscheid maakt?

 

Deze gelijkenis is op verschillende manieren te interpreteren. Wat er voor mij uitsprong was het thema: de behoefte van mensen om zich te vergelijken met anderen en de begeerte om meer gewaardeerd te worden dan anderen. De arbeiders van het eerste uur zijn niet dankbaar dat ze de hele dag werk hadden, niet dankbaar voor wat ze ontvangen hebben, maar ze kijken naar wat de landheer aan anderen geeft. Daardoor worden ze jaloers en blind voor wat ze als passende beloning hebben gekregen. Vergelijken maakt begerig. Niet alleen als het om de beloning voor werk gaat, maar ook op veel andere gebieden waarop het succes van de een leidt tot gevoelens van jaloezie bij de ander. Dat kan op allerlei gebieden gebeuren: spullen, zoals huizen en auto’s, kinderen, gezondheid, noem maar op. Jaloezie wekt steeds weer verlangen, want er zijn altijd wel mensen die iets hebben dat jij niet hebt. Vergelijken is negatief als het tot afgunst en jaloezie leidt, tot verongelijktheid, tot gemor en gedoe. Het kan ook positief werken als het leidt tot het opkomen voor basisrechten en als het voorbeeld van de een leidt tot positieve actie van de ander.

 

Die hele dag in de wijngaard kun je zien als je hele levenstijd en die dag als je hele leven. Welke plaats heeft werk voor u daarin? Bij werk denk ik dan niet alleen aan betaald werk, maar ook aan huishoudelijk werk, aan mantelzorg en aan vrijwilligerswerk. Hoe belangrijk was en is vergelijken met anderen daarin? Is je werk alleen prestatie, moeizame arbeid? Is er ook sprake van dat de inzet voor anderen bevrediging geeft?

 

Johan Cruijff, om ook hier aandacht aan zijn uitspraken te besteden, zei ooit. `Ik hou van werken zolang het werk is waarvan ik hou.’ Iemand schreef me iets dergelijks ook: het mooiste is als je werk inhoudt dat je iets doet wat je graag doet en dat je dat ook nog goed kunt en het is helemaal mooi als anderen mensen daaraan veel beleven.

 

Dat anderen iets aan je werk hebben geeft sterk het gevoel dat je zinvol bezig bent. Dat gevoel krijg je eerder als je je activiteiten ook kunt zien als meewerken aan een groter geheel.

Met de landheer zal God bedoeld worden. De wijngaard in de gelijkenis is een beeld voor het Koninkrijk van God. Een term die in vrijzinnige kringen niet meer zo ingeburgerd is. Er wordt mee bedoeld een samenleving van vrede en gerechtigheid, waarin mensen tot hun recht komen, waar oog is voor elkaar, waar mensen vredig samenwonen. Een geloofsgemeenschap is als het ware een proeftuin hiervoor.

Het verzorgen van een wijngaard en het werken aan de oogst is een kwestie van lange adem, stug volhouden, van mislukken en weer opnieuw beginnen, jaar na jaar. Net als druiven kweken vraagt dat veel tijd en geduld. En soms zijn de druiven wel eens zuur, of de wijn.

 

We zien ons werk, onze activiteiten als zinvol als we het gevoel hebben dat werk ons in staat stelt anderen blij te maken of leed te verzachten. Dat verlangen iets zinvols te doen is ons als het ware ingegeven. Het is net zo`n hardnekkig deel van onze natuur als onze drang om ons met anderen te vergelijken. We moeten oppassen voor een al te beperkte definitie van zinvol werk en ons niet blind staren op artsen zonder Grenzen, moeder Teresa of de oude meesters. Er kunnen ook minder verheven manieren zijn om bij te dragen aan het collectieve belang. U kent misschien wel het verhaal van de drie metselaars. Toen hen gevraagd werd wat ze deden zei de eerste: ik leg een steen op de andere`. De tweede zei: `hier verdien ik mijn levensonderhoud mee`. En de derde zei: `ik bouw hier mee aan een schitterende kathedraal`. Zo zouden de koorleden hier verschillend kunnen reageren op de vraag wat ze aan het doen zijn: 1. ik zing de noten die ik voor me zie en volg de aanwijzingen van Jean-Pierre, de dirigent, op; 2. ik zing omdat ik van zingen in een koor houd; 3. ik werk mee aan het optreden van het koor, dat bijdraagt aan een intensere beleving van de deelnemers aan een religieuze samenkomst.

 

Je werk, activiteiten zien als onderdeel van een groter geheel - als een klein of groter deel van het werk in de wijngaard van het leven. Op die manier je bijdragen zien vermindert de drang om onderling de prestaties of de waardering daarvoor te vergelijken. Op die manier worden werk en activiteiten een mogelijkheid om onszelf te overstijgen en zo het wezen van ons bestaan en onze bestemming te realiseren.