Over engelen van allerlei (vleugel-)slag… maar vergeet de duivels niet
Woordgebruik rond ‘engel’.
Er zijn mensen met engelengeduld, in de kerstboom hangt engelenhaar, plaatsen in de nok van de opera heten engelenbak ofwel het schellinkje, sommige mensen hebben volgens eigen zeggen een engelbewaarder en in de katholieke engelenmis voor gestorven kinderen onder de 7 jaar werd nog in mijn jeugd engelenzang gepleegd. Met kerstmis zingen we uit pure nostalgie ‘ere zij god in den hoge’ samen met het koor der engelen. Een vrouw die illegale abortussen doorvoert wordt een engeltjesmaaktster genoemd.
Weet u wat een seksengel is? Een vrouw die vrijwillig mannen aan een bevrijdend orgasme helpt. Mannen krijgen soms de voornaam Engel en vrouwen Engelien of Angelika/Angelique. Een kennis in Italië heette met voor- en achternaam: Angelo de Angelis. Maar ook wij kennen de naam Engelman. En we kennen Willem Engel. De engelennamen Gabriël/Gabriela, Michaël/Michaëla en Raphael/Rafaelakomen voor in de burgerlijke stand. De laatste twee letters van deze Bijbelse namen, el, staan in relatie met het Hebreeuwse woord voor God. In de Bijbel hebben engelen dus iets met God te maken. Het woord engel komt uit het Grieks en betekent ‘boodschapper/bode/gezant’.
Bestaan engelen?
In natuurwetenschappelijke zin valt over hun bestaan niets te zeggen. Maar dat is wel een erg triviale benadering. Een beetje speelsheid en verbeelding mag wel, want in cultureel-religieuze zin is er wel degelijk sprake van engelen; in de verhalende taal van de Bijbel, de Joodse Thora en in de Qur‘an, maar ook in de beeldtaal van de Europese kunst, de christelijke verbeelding en de poëzie. In dat enorme complex van taal en verbeelding hebben engelen een functie; ze roepen emotie op, verwijzen naar iets groters, zijn allegorische gestalten. Engelen staan voor een wonderlijke mythische wereld. Hoe veelzeggend is nog steeds het woord van Paulus: “Al sprak ik de taal van engelen en mensen, maar ik had de liefde niet, ik zou zijn als schetterend koper.” Deze overbekende zin zegt meer over liefde dan welke filosofische formule ook. Volgens Paulus spreken engelen zoetgevooisde taal. Maar de lieflijkheid daarvan is niets vergeleken met werkelijke liefde. Ieder van ons weet van het belang van liefde in onze levens. Liefde is het meest werkelijk als ze niet te vaak wordt uitgesproken maar wel beoefend.
Een betoverend versje uit mijn ‘roomse’ kinderjaren:
‘s Avonds als ik slapen ga, volgen mij veertien engeltjes na.
Twee aan mijn hoofdeind, twee aan mijn voeteneind,
twee aan mijn linkerzij, twee aan mijn rechterzij,
twee die mij dekken, twee die mij wekken
en twee die mij wijzen naar ‘t hemels paradijs
Een warme, kinderlijke versie van het poëtische psalmvers dat zegt dat mensen zich geborgen kunnen voelen in de palm van Gods hand, een tekst die men vaak vindt in christelijke overlijdensadvertenties. God en zijn engelachtige hofhouding als veilig emotioneel vangnet aan het begin van de donkere nacht en aan het eind van het leven: ‘In paradisum deducant te angeli…’ wordt er gezongen in een katholieke rouwdienst. ‘Mogen de engelen u naar het paradijs geleiden’…tenminste … als we niet teveel op de kerfstok hebben. Dan komt de gevallen engel Lucifer of Satan ons halen.
Engelen als Tussenwezens
Dezelfde God die volgens ons volkslied ‘ons schild ende betrouwen’ is, vertoont in de hele christelijke en met name in de protestants-christelijke traditie ook vaak strenge absolutistische trekken. Hij staat ver weg van de mensen en zijn wilsbeschikking zou ondoorgrondelijk zijn. Daarom vinden we in zowel jodendom en christendom als islam en zelfs in hindoeïsme en boeddhisme en vele andere religies zogenaamde tussenwezens, wezens die staan tussen de absolute goddelijke en de relatieve wereld van de mensen. Ook de Griekse God Hermes heeft hier trekken van, hij is immers ook een boodschapper van de Griekse goden. Vaak worden zulke tussenwezens afgebeeld met vleugels, ze functioneren immers in de ruimte tussen God en mens, in de lucht. En in de ijle lucht kom je nu eenmaal niet ver zonder vleugels. Afbeeldingen daarvan zijn al in de Assyrische en Babylonische religie te vinden.
Engelen worden soms ‘zonen Gods’ genoemd, bijvoorbeeld in het Bijbelboek Job. Daarin staan de engelen te juichen bij de grootsheid van het scheppingsproces. Een bazuin of harp erbij en je hebt het perfecte beeld van een jubelend koor en een schallend orkest van engelen. In mijn Duitse tijd vertelde een student theologie me eens dat hij, opgevoed in een streng luthers milieu, in zijn jeugd alleen in het posaunen of bazuinen orkestje van zijn kerkmuziek mocht maken, die had alleen de Bijbelse goedkeuring.
Hemelse muziek
Ik beschouw mezelf graag als een agnost die zichzelf in toom probeert te houden met enige rationaliteit. Maar soms...als ik de ongelooflijke complexiteit van de natuur, van planten, dieren en mensen en de miljarden sterren in het oneindige heelal besef, ben ik geneigd mijn hoofd te buigen. Dan hoop ik in een meditatieve stilte iets te mogen horen van wat aangeduid wordt in het lied van Dietrich Bonhoeffer vlak voor zijn dood in het concentratiekamp: “Und wenn sich nun die Stille um uns weitet, so lass uns hören jenen vollen Klang der Welt, die unsichtbar sich um uns weitet, all deiner Kinder hohen Lobgesang”.
Alleen wie stil kan zijn kan ook echt klank horen. Ook in de filosofie van het hindoeïsme wordt soms gespeculeerd over een soort oerklank of oer vibratie die het hele universum doortrekt: aaauuuooommm. Alle muziek en zang is trilling, vibratie. Ook het orkest van engelen. De laat Romeinse filosoof Boëthius speculeerde over de poging van hoogstaande menselijke muziek om de harmonie der ruimtelijke sferen in overeenstemming te brengen met aardse muziek.
Nu zegt de streng wetenschappelijke astronomie dat er in het heelal geen klank kan bestaan; er is immers geen medium om trillingen voort te planten. Engelen met bazuinen hebben er dus niets te zoeken. Dat is dan leuk voor mijn rationalisme, maar ook weer lastig om toch een beetje in mijn zeer menselijke verbeelding te kunnen leven. En zonder verbeelding geen leven, denk ik dan. Onze taal is verbeelding. Ik houd het dus toch maar een beetje op hemelse muziek. Muziek kan in ieder geval hemels zijn.
In die symbolische verbeelding van bijna alle culturen zijn engelen evenals mensen geschapen wezens, door God tot bestaan geroepen. Ze vormen als het ware de hofhouding van de Hemelse Heerser. Ze zijn hemelse functionarissen die kunnen dienen als bode, bijv. de engel Gabriël bij de aankondiging aan Maria, als goddelijke genezer ofwel Raphael, als boekhouder van de goede en kwade daden van de mensen aan de hemelpoort, als brenger van wijsheid (de engel Uriël), of zelfs als aanvoerder van Gods legerscharen in de gestalte van Michaël in het kosmische gevecht tussen Goed en Kwaad, tussen licht en duisternis, tussen de engel Michaël en de engel Lucifer, die oorspronkelijk een lichtbrenger, de morgenster, was maar tot duisternis verviel. Duisternis is het rijk van draken die in holen verblijven. Aldus een christelijke mythe.
Vleugels en klauwen
Als wezens tussen hemel en aarde hebben engelen in de verbeelding vaak twee, vier of zelfs zes vleugels. Wie heen en weer pendelt tussen de aardse wereld en de ijle en oneindige hemel kan wel vleugels gebruiken, anders komt hij niet ver. Daarentegen hebben draken, leviathan, Beëlzebub, het Beest uit het boek Openbaring, als dieren die het satanische representeren juist stevige poten met klauwen. Het zijn letterlijk ‘grondige’, kruiperige aardse wezens. Met een beetje fantasie kun je je voorstellen dat engelen meer vleugels nodig hebben naarmate de hemel hoger en de lucht ijler wordt. En satan juist meer klauwen om houvast te hebben op de aarde, in duistere spelonken als een soort reusachtige vleermuis met haken aan de vleugels, vuurspuwend en als het even wil zeven koppen. Engelen en duivels vormen een heerlijke vindplaats voor uitbundige artistieke verbeelding. Die kan verrijkend zijn als beeldtaal in een mythisch verhaal. Maar men kan er ook mee op de loop gaan alsof het harde werkelijkheid betreft. Verbeelding én zelfkritiek houden elkaar voor mij in evenwicht.
Engelen gelden als geslachtsloos. Toch zijn ze meestal afgebeeld als mooie jonge mannen, ook al hebben die soms een wat feminiene uitstraling. Voor vrouwen was in het rijk van de hemelse verbeelding weinig plaats, ook al werden ze in de aardse werkelijkheid vaak opgehemeld als engelen, als ze tenminste teder en zorgzaam zijn en verder hun mond hielden… Maar soms ook als het tegendeel daarvan, als duivelse verleidsters. In ons taalgebruik duiden scheldwoorden als serpent, slang of secreet, allemaal kruipdieren dus, vooral op vrouwen. Das Ewig Weibliche was in de Romantiek een bron van fascinatie maar ook van gevaar. Me Too is dus nog niet tot in hemelse sferen doorgedrongen. In traditionele religies en culturen overal ter wereld wordt de man vaak geassocieerd met de hemel, met verticaliteit, de vrouw juist met de aarde, met horizontaliteit. En waar een fascinatie voor het hemelse overheerst is het aardse altijd van minder waarde.
Engelen in soorten, rangen en standen
In het middeleeuwse christendom zijn uitgewerkte schema’s ontworpen van de rangorde tussen de vele wezens in Gods hofhouding. Hoe hoger in rang, hoe groter het aantal vleugels. Van overdreven scherpzinnige theologen werd als karikatuur wel eens gezegd dat ze konden debatteren over hoeveel engelen er wel zouden passen op de punt van een naald. Denk nu niet dat deze houding passé is. Zoek maar eens op het internet bij occultisten en spiritisten, bij New Age of Nieuwetijds Kinderen of gewoon onder ‘engelen’. Daar wordt soms een volledig parallel universum ontworpen van rangen en standen, locaties en functies van de verschillende soorten en typen van engelen, alsof het de hofhouding van Lodewijk de 14e in Versailles betreft met zijn duizenden kamers, van pronkzalen tot tochtige bediendenkamertjes.
Op internet kunt u cursussen vinden om engelen te leren zien en om te leren beseffen dat ook u eigenlijk zelf ook een lichtwezen bent. ”U bent in uw diepste wezen een engel, leer uzelf ontdekken”, verkopen deze cursussen ons. Zo worden engelen van gestalten in mythische verhalen tot alternatieve feiten of een soort pseudowetenschap.
Omdat engelen slechts boodschappers zijn, geschapen evenals de mensen, bedekken ze hun gelaat met hun vleugels als ze voor de ontzagwekkende majesteit van God verschijnen. Het goddelijk licht is immers verblindend. Alleen de serafijnen mogen dicht in de buurt van Gods troon komen, zíj hebben zes vleugels. Daarmee kun je het felste licht wel dempen. Hoe lager in de hemelse hofhouding of ambtenaren stand, hoe verder weg van dat verzengende licht van God, hoe minder vleugels.
De hemelse hofhouding
Laten we de hofhouding van de Almachtige eens nader bekijken.
Direct om de troon staan de Serafijnen. Zij zijn de lichtwezens. Daarna de Cherubijnen, krachtwezens. Zij stonden na de zondeval met vlammende zwaarden aan de poort van de Hof van Eden om te verhinderen dat Adam en Eva weer terug zouden glippen. In de strenge christelijke traditie worden Adam en Eva zondige wezens genoemd, hoewel de Joodse traditie ze juist als mondig beschouwt. Ze hadden immers kennis van goed en kwaad gekregen door het appeltje van de listige slang te eten. Daarom zegt God in het boek Genesis dat “de mens is geworden als een van ons”. En juist dat wilde die god van het verhaal verhinderen. Dat kun je als absoluut heerser natuurlijk niet goed hebben, althans niet in de strenge christelijke traditie. Je stuurt je een leger engelen erop af; wegwezen! Had die mens maar de verleiding van de slang moeten weerstaan! Ik vond op internet een bewakings- en beveiligingsbedrijf ergens in Nederland met de naam Cherubs, van cherubijn dus. Het gaat hier dus niet om de engelbewaarder maar de engelbewaker. Wel een verschil met het tedere gedichtje van Vondel voor zijn gestorven zoontje:”Constantijntje, zalig kindje, cherubijntje, van omhoog...”Blijkbaar is de religieuze verbeelding door de eeuwen heen vele kanten op gegaan, van feit tot overdadige fictie en van fictie tot feit.
Kennis van goed en kwaad.
Als de mens door het eten van het verboden appeltje geworden is ‘als een van ons’’, zoals de godsfiguur in Genesis zegt, dan heeft hij dus weet van goed en kwaad. Hij is gekenmerkt door zowel en alsook, half en half. De ambivalentie daarvan zit in zijn wezen en zijn samenleving. Daarmee zijn onenigheid en strijd in de Bijbelse mythe voorgeprogrammeerd. De christelijke verbeelding heeft er een kosmisch mythisch gevecht tussen twee legers van engelen van gemaakt: Michael tegenover Lucifer. Lucifer betekent letterlijk ‘lichtbrenger’, vandaar de ons bekende lucifers. Even terzijde: die Nederlandse term voor ons aanmaakhoutje is uniek in de Europese talen, alsof ernstige calvinisten zich althans met de naam van een engel toch een grap konden veroorloven. Interessant is ook dat Lucifer in verband gebracht wordt met de Morgenster die de dagenraad aankondigt. Maar toen was hij nog een hemelse engel.
Het is echter behoorlijk misgegaan, Lucifer overspeelde zijn hand en verviel tot de duisternis; een paleisrevolutie. Nu wordt het echt spannend. Volgens de verhalen die om de spaarzame Bijbelse teksten over engelen zijn gesponnen was God bij de schepping van de mens zo in zijn sas met dat prachtige wezen dat hij dan toch maar even had geschapen, dat een groepje engelen jaloers begon te worden op de voorkeurspositie van die aardworm; muiterij in de hemel! De terechtwijzing door trouwe engelen onder aanvoering van Michael leidt tot een gevecht waarbij de jaloerse engelen uit de hemelse hofhouding worden verdreven. Ze storten ter aarde, worden wrokkig en beginnen onder de mensen te stoken, ze worden verleiders; de slang, de draak of het Beest van het boek Openbaring, Leviathan, Beëlzebub. Aan hun vleugels groeien klauwen en haken.
In het Bijbelboek Job daagt Satan God uit, – hij is dus met God on speaking terms, een uiterst interessant gegeven! Satan vraagt zijn hemelse gesprekspartner verlof om dat heilige boontje Job met rampen en plagen te mogen bestoken; kijken of die dan nog steeds zo vroom blijft. God kan niet weigeren en stemt toe. Maar Satan verliest, want Job houdt wél stand. Wel klaagt hij God aan; Waarom doe je me dat allemaal aan, ik heb dat niet verdiend. Hier doet de jood Job doet iets wat in het christendom onvoorstelbaar zou zijn. Iets typisch Joods, want er was immers een Verbond tussen twee partners die elkaar aan de afspraak kunnen houden. En een verbond is nu eenmaal geen eenzijdig dictaat. Maar uiteindelijk moet Job toegeven dat God voor hem vele maten te groot is en dat het menselijk leiden niet zomaar simpel is te verklaren als een straf voor de zonde, zoals zijn vrienden hem proberen aan te praten. Sindsdien is het lijden in de wereld een onoplosbaar probleem. Theologen zeggen dat God het lijden niet heeft gewild. Maar het bestaat wel, in ruime mate. Een onoplosbaar probleem. Reden tot veel geloofsafval!
Hoe dan ook, de gevallen engel Lucifer alias Satan is niet tevreden, kan niet tegen zijn verlies. Hij blijft rotzooien tot aan het einde der tijden, wanneer hij volgens het de apocalyptische beschrijvingen van het boek Openbaring bijna de macht overneemt.
Soms denk ik: engelen en duivels, het zijn net mensen
U weet dat het Einde der Tijden intussen vele malen door fundamentalistische zwartkijkers van evangelische inslag wás, ís en zál worden voorspeld. Zo gaat het al tweeduizend jaar en ook nu weer in de corona tijd. Het is verleidelijk in de pandemie een wereldomspannend complot van een kleine groep Illuminatie, verlichte geesten, of het naderen van de Eindtijd te zien. Het geeft mensen blijkbaar houvast te weten waar het kwade en het goede zich bevinden. Meestal is het kwade juist buiten henzelf, in andere wezens, machten en krachten. Als je het buiten jezelf kunt lokaliseren ben je zelf verontschuldigd en lijkt het alsof je het beter kunt bestrijden. En wie zo’n complot doorziet staat blijkbaar aan de kant van het goede. Dan ben je eigenlijk ook een beetje machtig, dan ben je een lichtende engel. In de christelijke duiveluitdrijving, het exorcisme, wordt de aartsengel Michael aangeroepen om zijn listige tegenstander Lucifer/Satan te verdrijven. En denkt u nu niet dat exorcisme in onze schijnbaar zo rationele tijd niet voorkomt. Rondtrekkende predikers of opzwepende dominees weten er nog wel eens raad mee. Met hypnotiserende retoriek worden engelen en heiligen te hulp geroepen en laten ze de sidderende lichamen van ’bezetenen tot uitgeputte rust komen ‘...tot meerdere eer en glorie van hùn God… en soms ook van hun bankrekening.
Engelen en duivels zijn als verklaringsmodel behoorlijk in trek en zullen dat wel blijven ook. Rijke en zinvolle verbeelding wordt dan tot een hard, soms zelfs politiek feit. George Bush sprak na 9/11 van de As van het Kwaad en deed daarmee een sterk beroep op het puriteinse erfgoed in het Amerikaanse christendom; de Amerikaanse president als door God gezonden engel om de duivelse Osama Bin Laden te verslaan. Ook aanhangers van Trump kennen hun idool deze eer toe. Een stok conservatieve Amerikaanse kardinaal zag in hem een gezant – een soort engel dus – van God om de goddeloosheid te keren. Hij staat bepaald niet alleen. Als engelen en duivels tot realistisch verklaringsmodel gaan dienen worden ze allebei gevaarlijk. De roomse paus gold voor strenge calvinisten eeuwenlang als de antichrist, Beëlzebub. Hitler, Stalin, Mao en PolPot werden tot absolute slechteriken, duivelse wezens gemaakt. Facebook en Twitter faciliteren vuilspuiterij. Wie vuil spuit probeert zichzelf schoon te wassen. Door de tegenpartij als duivels te benoemen, verontschuldigt een mens zijn eigen ambivalentie en kleedt zichzelf in een engelachtige lichtheid, in het bezit van het licht der waarheid. Het is altijd weer… de ander!
Tot slot
Als religiewetenschapper en humanist met religieuze belangstelling ben ik vooralsnog geneigd de ambivalentie van Goed en Kwaad in de mens zèlf en dus ook in mijzelf en mijn eigen maatschappij te zien. Mythen, de verhalen over goden, engelen, mensen en duivels, mogen dan geen historische of wetenschappelijke waarde hebben, ze vertellen iets over de mens en de samenleving, ze houden een spiegel voor. Als ik aan de mogelijke engel in mijzelf denk, aan mijn lichte kant, dan ook maar aan diens tegenpool in mezelf, mijn duistere aspecten. Misschien moet ik dan maar de moed hebben mijzelf en mijn leefwereld goed te leren kennen en accepteren. Dan is er veel gewonnen. Ik ben dus geen engel en evenmin een duivel, ik kan engelachtig en soms duivels zijn. Ik ben een ambivalent mens. U wellicht ook?
Een gewond engeltje.
Dit zware slot vraagt om een lichtvoetig einde. Daarom sluit ik af met een hilarisch schilderijtje over een engeltje met een gewonde vleugel, op een brancard gedragen door twee simpele mensjes met petjes op. Het engeltje zit er een beetje zielig bij. Missie voortijdig letterlijk afgebroken! Wij mensen moeten nog een tijdje doormodderen!