Godsdienstfenomenoloog, studie theologie in Leiden. Promotie aldaar (1977).
Rob Nepveu behoort tot de religieus-humanistische stroming binnen Vrijzinnigen Nederland.
De vrijzinnig-Christelijke traditie vormt een belangrijke inspiratiebron voor deze stroming naast andere, waaronder vooral ook de Westerse filosofie.
In deze tijd raken steeds meer kerken overbodig. Dit is het gevolg van de steeds voortschrijdende ontkerkelijking. Het is een culturele verarming als kenmerkende gebouwen worden gesloopt. Veel mensen richten hun aandacht alleen op concrete vragen. Die gaan over wonen, werken, inkomen enz. Natuurlijk zijn dat belangrijke vragen. Maar er zijn ook andere die de aandacht verdienen. Dat zijn o.a. de vragen betreffende de zin van ons bestaan. Het was Albert Schweitzer (1875-1965) die het met de tijdgeest niet eens was, omdat het denken werd veronachtzaamd. Hij pleitte voor een hernieuwde aandacht voor het denken. Want net als Spinoza (1632-1677) zag hij dat een beter nadenken tot een bewustere, betere levensvoering zou leiden.
Tegenwoordig is er sprake van een postmodernisme, een denken dat sterk relativerend oordeelt over de waarheid of onwaarheid van uitspraken. Zo kan alles even waar of onwaar zijn en ontstaat er een relativisme waarin alle katten grauw zijn. Het is juist elk absolutisme uit te sluiten als het om filosofische of religieuze uitspraken gaat. Alles wat gezegd wordt, wordt beweerd door mensen die leven in een bepaalde tijd. Maar binnen die kaders kan men wel degelijk de waarheid van die uitspraken toetsen.
Zo heeft Cees den Heijer een uitvoerige studie gewijd aan de manier waarop van de vroegste tijden tot nu over Jezus is gedacht. Zijn boek is getiteld: Jezus, een levend mens. Het is een geestelijk testament waarin de auteur laat zien hoe hijzelf als historicus moest toegeven dat de kerkleer, waarmee hij als gereformeerd gelovige was opgegroeid, niet voldoende steun vindt in de Bijbel. In feite berusten al die dogmata op de fantasie van theologen.
De wereld kent vele religies. Sommige kennen een grote aanhang, met name de wereldreligies, behalve het Jodendom.
De godsdienstwetenschap beschrijft en analyseert die religies en tracht te verklaren waarom er bijvoorbeeld profeten optreden en wat de functie is van allerlei religieuze verschijnselen. Maar de waarheidsvraag laat zij over aan een andere discipline: de godsdienstwijsbegeerte. Deze moet oordelen over de consistentie of inconsistentie van religieuze opvattingen.
Een belangrijk element bij de beoordeling van de waarheid van religies is het aansluiten bij de werkelijkheid zoals die wordt beleefd. In een tijd waarin men nog geen weet had van natuurwetten is het begrijpelijk dat men geloofde in een God of goden als bewerkers van voorspoed en tegenspoed, het laten regenen of het veroorzaken van droogte enz. Wanneer men beseft dat er een natuurwetmatigheid geldt in het hele universum, kan men niet meer geloven in dergelijke bovennatuurlijke actoren. Wat dan overblijft is het besef van het Mysterie van het Zijn. Dat besef weerhoudt de mens er niet van allerlei vragen te stellen met betrekking tot al wat er is. En wanneer men niet meer gelooft in een goddelijke bestiering zal men moeten inzien dat de verantwoordelijkheid voor wat er op aarde gebeurt bij ons mensen ligt.