Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Als wij te maken krijgen met medemensen die verlies geleden hebben, dan hebben wij daar de juiste woorden niet voor. Het enige dat wij dan kunnen doen is om te laten merken dat het ons niet onberoerd laat, dat wij in onze geest meevoelen met de achterblijvers.
Meer kan een medemens voor een verdrietig medemens niet doen.
Maar als hij er woordeloos is op een manier die zich niet beschrijven laat, dan doet hij alles wat van hem gevraagd kan worden.
Volledige tekst
Hier en daar wordt wel gezegd dat het boek Rigteren het spannendste boek uit de bijbel is en dat je, als je je kleinkinderen uit de bijbel wilt voorlezen, je het boek Rigteren daarvoor moet nemen. Het boek vertelt over slechte en goede leiders, over hun prestaties en hun mislukkingen, over ongelukkige liefdes, over trouw en verraad. Het hele scala van wat tussen mensen gebeurt en met welke gevolgen, je leest het in het boek Rigteren. Jefta, de richter in de hoofdstukken 10 t/m 12, is een uitgestotene, iemand die er niet bij hoort. Hij is een buitenechtelijk kind van een onbekende, althans niet met name genoemde moeder en zijn broers in zijn vaderlijk huis mogen hem niet. Ze zijn bang dat deze bastaard aanspraken zal doen op hun erfenis. Jefta is iemand die door de burgers van zijn geboorteplaats Gilead wordt gemeden en de zin en de betekenis van zijn bestaan ontgaan hem volkomen. Zoals het wel vaker met zulke mensen gaat, sluit hij zich aan bij een roversbende die Gilead en omgeving onveilig maakt en hij leeft aan de rand van de maatschappij.
Maar er is oorlog in Gilead en in een oorlog staat alles op zijn kop. De normale samenleving verandert door de oorlog in een gevecht van allen tegen allen waarin alles is geoorloofd en de afgrijselijkste dingen tussen mensen plaatsvinden. In zo'n situatie kan het gebeuren dat je juist mensen van het slag Jefta nodig hebt; zo iemand is gespecialiseerd in gedrag dat in normale omstandigheden onverdraaglijk is.
Plotseling heeft het volk van Gilead de kennis nodig van Jefta en zijn duistere praktijken en ze vragen hem om de leiding te nemen van Israëls leger tegen de Ammonieten. Aanvankelijk vraagt Jefta zich af of hij de mensen die in de problemen zitten wel zal helpen. Maar dan werpt hij zich toch op als redder en richter. De buitenstaander, de verachte, de naamloze om wie niemand zich bekommerde, wordt verheven tot leider van de Israëlische strijdkrachten en zal hen aanvoeren in de strijd tegen het volk van de Ammonieten.
Jefta doet God, als hij tegen de Ammonieten optrekt, de belofte dat hij, als hij de overwinning behaalt, God een offer zal brengen. "Het eerste dat mij bij mijn behouden thuiskomst tegemoet treedt, zal ik als brandoffer aan u opdragen", is zijn belofte. Jefta verslaat de Ammonieten, komt thuis en wordt daar als eerste verwelkomd door zijn enige dochter. De prijs voor zijn succes is verschrikkelijk. Hij zal deze dochter, die hem innig lief is, moeten doden.
In de Griekse mythologie komen we een verhaal tegen dat grote gelijkenis toont met dat van Jefta. Als Agamemnon met zijn Griekse leger wil vertrekken naar Troje om die stad te veroveren, kan zijn vloot niet uitvaren omdat het windstil is. Het is de straf van de godin Artemis, waaraan Agamemnon niet heeft geofferd toen hij een hert schoot. Het zal pas weer gaan waaien als Agamemnon zijn dochter Iphigeneia offert. Daarom laat hij haar op Aulis achter, in de veronderstelling dat zij door de hand van de priesters aldaar ter dood zal worden gebracht. Dat doet hij nadat hij haar heeft wijsgemaakt dat Achilles daar met haar wil trouwen. De vrouw van Agamannon is hier zo kwaad over, dat zij hem later zal vermoorden. De godin Artemis heeft medelijden met Iphigeneia en zorgt ervoor dat een hinde wordt geofferd in haar plaats.
En dat doet weer heel sterk denken een het verhaal van Abraham die zijn zoon Isaäk moest offeren, maar op het allerlaatste moment van die plicht werd ontslagen en God hem een ram zond om te offeren.
Waar komen deze vreemde offerverhalen vandaan en wat is hun mogelijke betekenis voor ons moderne mensen? Twee dingen vallen op als je erover nadenkt: het eerste is dat de God of goden uit de verhalen verschrikkelijke goden zijn. Het tweede wat opvalt is dat het steeds een actie van de mens is, die de geschiedenis in gang zet waardoor die mens het liefste dat hij heeft moet afstaan. Als je de bloeddorstige God of goden vervangt door het grillige lot waar ieder mens aan is onderworpen en als je de mensen uit deze verhalen, Jefta, Agememnon en Abraham, ziet als model voor de mensen die er alles voor over hebben om te slagen in hun ondernemingen, dan wordt veel duidelijk.
Jefta was erop uit om de Ammonieten tegen iedere prijs te verslaan. Agamemnon wilde hoe dan ook met zijn vloot krijgslieden uitvaren om de Grieken de overwinning op Troje te schenken. En Abraham had alles wat hem in zijn leven overkwam opgehangen aan zijn geloof in de enige god Jahweh. Zolang hij die God in alles volgde, zou hij de vader van vele volken worden.
Het patroon onder deze verhalen is: de mannen in die vertellingen hebben een heel vastomlijnd doel voor ogen en ze willen dat doel ook voortdurend bereiken. Ze leveren de ene slag na de andere, ze overwinnen elke tegenslag en ze stijgen steeds hoger in aanzien. Maar de prijs die ze ervoor betalen is dat ze het liefste dat ze hebben moeten afstaan. Dat waar hun ultieme liefde naar uitgaat, dat moet uiteindelijk sterven voor hun tomeloze ambitie. De grillen van het lot, ze halen die grillen over zichzelf heen door te denken dat het lot kan worden getemd door hun eigen liefde, de liefde in henzelf, te offeren.
Het verdriet van de mannen uit deze verhalen is, dat is ook een element, doortrokken van spijt en schuldgevoel. Als zij geweten hadden dat de prijs die zij ervoor overhadden ook inderdaad moest worden betaald, dan was het anders gelopen, hadden zij hun kaarten anders geschud. Maar dat is niet gebeurd en er is alleen nog ruimte voor het diepe zelfverwijt. Had ik maar... en was het zo maar niet gegaan....dan.....etc.
Gelukkig zijn wij zelden als de hoofdpersonen uit de mythen en de sagen die ik ten tonele voerde en gelukkig zullen wij ons bijna nooit te hoeven verwijten dat onze geliefden het offer zijn geworden van onze brandende eerzucht, onze tomeloze drang tot presteren of onze rotsvaste overtuiging dat wij alles moeten doen voor die ene God die wij dienen zoals Abraham.
Maar het verdriet dat wij hebben als wij een geliefde verliezen kan toch gemengd zijn met gevoelens van spijt of schuld. Wij voelen ons verantwoordelijk voor onze geliefden, het is iets dat bij ons mens-zijn hoort. En als die geliefde er niet meer is, dan kan het maar zo gebeuren dat de achterblijvers blijven piekeren over het hoe dat allemaal zo gekomen is. Had ik, toen hij of zij in het ziekenhuis lag, niet beter op moeten letten of de verpleging of de behandelende artsen hun werk wel goed deden? Had ik niet moeten waarschuwen toen ik vermoedde dat er iets niet klopte, heb ik wel voldoende aandacht gehad voor de signalen die hij of zij gaf na een grote inspanning?
Had ik niet moeten luisteren naar mijn voorgevoel over die riskante operatie? Het zijn vragen die achterblijvers zich soms stellen en een antwoord op die vragen is vrijwel nooit mogelijk.
Als achterblijvers hun twijfels en onzekerheden uitspreken, krijgen ze nogal eens te horen dat ze die vragen niet moeten stellen. De overledene komt er immers niet door terug. Ook krijgen ze nogal eens te horen dat het geen zin heeft om bij al die overwegingen stil te blijven staan. Soms wordt er vrij harteloos aan toegevoegd dat "het leven nu eenmaal doorgaat" of dat "zoiets nu eenmaal kan gebeuren". Misschien goedbedoelde reacties, maar reacties waardoor de treurende nog meer in de kou komt te staan dan voorheen.
Er is een tijd geweest waarin mensen dachten dat God alles in hun persoonlijke leven bestuurde en het verlies van een dierbare of geliefde deel uitmaakte van Zijn goddelijke beslissing. Als wij die beslissing niet konden begrijpen of accepteren, dan lag dat aan het ondoorgrondelijke plan van God dat voor gewone stervelingen nu eenmaal niet te begrijpen was. Voor degenen die die overtuiging koesteren kan dit zeker troostrijk zijn. Het helpt je in je verdriet als je je verlies kunt beschouwen als de beslissing van een hogere macht.
Maar voor diegenen die God niet meer zien als de veroorzaker en verantwoordelijke voor alles wat in hun leven gebeurt, is dit geen troost. Het bovennatuurlijke als eerste en laatste oorzaak van alles kan hun niet helpen bij de verwerking van hun verlies. De meeste moderne mensen zien God niet meer als een bovennatuurlijk wezen dat zich bezighoudt met alles wat natuurlijk is.
Maar toch.... het gevoel dat wij hebben als we een geliefde moeten missen is een gevoel dat alle redeneringen overstijgt en ons in een gemoedstoestand kan brengen die wij zelf niet begrijpen, laat staan dat wij dat onder woorden kunnen brengen. En dan zie je dat het contact met het bovennatuurlijke toch weer een zekere mate van troost en aanvaarding kan brengen die via de normale contacten met medemensen niet mogelijk is. Want hoezeer het oude geloof in een God die alles ziet ook is verdwenen, het geloof in het bovennatuurlijke komt via een andere weg weer terug, via mediums die zeggen contact te kunnen maken met de overledenen. Veel televisieprogramma's voeren zulke mannen of vrouwen ten tonele die in gesprek komen met achterblijvers en dan contact maken met de overledenen die de geliefden waren van deze achterblijvers. Hun mededelingen zijn vaak verbluffend omdat zij precies lijken te weten hoe en waar de dierbare om het leven is gekomen en ze weten details die ze onmogelijk via voorkennis kunnen kennen. Ik ben nog steeds erg sceptisch over dit soort contacten met het bovennatuurlijke, maar ik ben ook niet iemand die deze dingen op voorhand afwijst alleen maar op grond van het feit dat ik mijn hele leven heb geleerd om deze dingen niet serieus te nemen.
Wat ik bedoel is: het maken van contact met de geesten van de overledenen is misschien wel louter speculatie, maar hoeveel speculatie is het geloof aan een God die alles ziet en hoort? Hoeveel speculatie is de overtuiging dat een God aan de basis heeft gestaan van wat wij de schepping van de wereld noemen? Het bovennatuurlijke laat zich in allerlei vormen en gedaanten voorstellen en misschien is dat het geheim: onze geest is in staat om te aanvaarden dat dat bovennatuurlijke zich kan laten gelden op een volstrekt onvoorspelbare en ook volstrekt onvoorstelbare manier.
Als wij te maken krijgen met medemensen die verlies geleden hebben, dan hebben wij daar de juiste woorden niet voor. Het enige dat wij dan kunnen doen is om te laten merken dat het ons niet onberoerd laat, dat wij in onze geest meevoelen met de achterblijvers.
Het is het enige dat ons overblijft en in dat enige laat zich ook iets zien van het onverklaarbare en misschien wel buitennatuurlijke: als het van onze kant echt is gemeend en doorvoeld, voelt de verdrietige dat en gaat er iets door hem heen dat hem iets van vertroosting biedt. Meer kan een medemens voor een verdrietig medemens niet doen.
Maar als hij er woordeloos is op een manier die zich niet beschrijven laat, dan doet hij alles wat van hem gevraagd kan worden.