Prof.dr. L. Laeyendecker


Vrijheid en solidariteit, Jozua 1

Het verhaal van de Uittocht is overbekend; dat geldt minder voor dat van de In­tocht terwijl zij toch bij elkaar horen. Zij kregen hun uiteindelijke vorm gedurende de Ballingschap. Wenend aan Babylons stromen (Psalm 137) keek het Joodse volk terug op het verleden toen het bevrijd werd uit de sla­vernij van Egype en uit mocht zien naar een eigen land. Opnieuw ver­langend naar bevrijding realiseerde het zich echter ook dat er aan het verblijf in dat land van melk en ho­ning voorwaarden waren gesteld. Die staan in het eerste hoofdstuk van het boek Jozua. Be­vrij­ding is niet op een koopje. Het volk had gefaald en wist ook waarom.

Wat doen wij met die verhalen? Wat zijn ze waard als ze niet ook over ons gaan? Hoewel wij niet in een direct vergelijkbare situatie leven, kennen wij ook het verlangen naar bevrijding zowel op persoonlijk vlak als met betrekking tot de algemene levenssituatie.

Op het persoonlijke vlak kan er sprake zijn van verslaving in een of andere vorm, waar we niet gemakkelijk vanaf komen. Ook kunnen we gevangenen zijn van ons verleden en trauma’s hebben opgelopen door op­­voe­ding of als gevolg van in­grijpende gebeurtenissen.

Maar we kunnen ook gevangen zitten op een manier die we ons niet altijd bewust zijn en die ook minder gemakkelijk herkenbaar is omdat die betrekking heeft op onze wijze van denken, on­ze (voor)oordelen, onze vanzelfsprekendheden. Die zijn niet puur persoonlijk omdat die veel­al sa­menhangen met de wijzen van denken en de opvattingen in geloofs­ge­meen­schappen en de om­­ringende maatschappij.

Wat de geloofsgemeenschappen betreft, is dat al oud. Reeds Paulus riep de Ga­la­ten op zich niet opnieuw het slavenjuk van de joodse wet te laten opleggen. Zij wa­ren immers tot de vrij­heid der kinderen Gods geroepen. Steeds opnieuw in de ge­schiedenis zijn geloofsgemeen­schappen in de verleiding gekomen die vrijheid te beknotten op grond van niet altijd houdbare tradities en interpretaties. Dat risico vraagt voortdurende aandacht van de gemeente.

En in de maatschappij zijn bepaalde ideeën dominant en zelfs tot van­zelf­spre­kend­he­den ge­worden die niet of nauwelijks voor discussie vatbaar zijn. We kennen ze allemaal. De noodzaak van voort­gaande groei, van steeds opnieuw gren­zen verleggen, van steeds groeiende wel­vaart, van eigen volk eerst, van zo groot mogelijke indi­viduele autonomie, enzovoort.

Die ideeën komen ons vaak heel goed uit. Want de meesten van ons le­ven hier in redelijke omstandigheden. Het ‘systeem’ werkt goed voor hen. Waarom zouden ze daaruit weg willen Maar voor anderen, en over de gehele wereld gezien, heel veel anderen, geldt dat allerminst. Die willen graag een andere wereld, het hoeft nog niet eens een land te zijn dat overvloeit van melk en honing; een klein beetje beter zou al helpen.

Daarom is het goed die bijbelverhalen te overwegen; het gaat daar namelijk ook over ons. Wat zegt dat verhaal over de Intocht?
Allereerst dat Jahweh er voorwaarden aan verbonden heeft. Onderhoud de wet van Mozes, de Tora, de wijzingen, zoals Buber ver­taalt. Richtlijnen voor het le­ven. “Nooit moet ge ophou­den in dat wetboek te lezen en ge moet het dag en nacht over­wegen”. De kern ervan is gerech­tig­heid. “Alleen wat recht is, moet gij nastre­ven: dan zult gij leven en het land bezitten”. Dat nieuwe land moet er een zijn waarin recht en gerechtigheid heerst en ieder dus het zijne krijgt.

Het tweede punt vraagt uitleg. De stammen van Ruben, Gad en een deel van die van Manas­se waren al eerder naar Mozes gegaan met de wens te blijven in het gebied waar goed land was voor hun vee en niet met de anderen mee dat gevaarlijke land te hoeven binnen­trekken.(Num 32.). Mozes had geëist, dat zij hun broe­ders zouden helpen het land te veroveren. Pas als die ook land en rust zouden hebben, konden zij terugkeren en genieten van hun eigen land. Dat betekent dat ook degenen die al land en rust bezitten zich moeten inzetten opdat ook hun broe­ders die krijgen. Er is pas rust en vrede als er rust en vrede is voor allen. Dat vraagt solida­riteit met onze broeders en zusters.  

Dat alles geldt niet alleen het land westelijk van de Jordaan. Enkele hoofdstukken verder wordt Jahweh Heer van heel de aarde genoemd. Het gaat om de wereld, onze wereld. In die wereld moet het visoen van, de hoop op en het werken voor een andere wereld, waarin gerech­tigheid heerst levend worden gehouden.

Dat alles werpt ook licht op de vrijheid waarover tegen­woordig erg veel ge­­sproken wordt en die in hoog aanzien staat. Vrijheid van verplichtingen, van bin­dingen, maar de vraag waartoe de ver­kre­gen vrijheid dient, wordt minder vaak ge­steld. Dat die vrijheid weer verplichtingen met zich mee zou kunnen brengen is voor velen hoogst onwelkom. Het lijken strijdige begrippen, maar niet in het perspectief van de bijbel.

In dat perspectief dient de verkregen vrijheid samen te gaan met solidariteit met dege­nen die nog geen land, vrede en rust bezitten. Voor dezulken, meestal de zwakken, de vreemdelingen, de geslachofferden op het altaar van groei en winst voor weinigen, dient ruimte gemaakt te wor­den, recht en gerechtigheid gerealiseerd.

"Wee hen", zegt Jesaja (10,1-2), “die onrecht­vaar­dige wet­­ten uitvoeren, die de verdrukking wet­telijk be­­krachtigen en zo de armen uit hun rech­ten ontzetten, de geringen van mijn volk ont­houden wat hen toekomt, de wedu­wen plunde­ren en de wezen uitbuiten”. Die praktijken heb­ben volgens de grote profeten het Volk opnieuw in ballingschap gebracht.  “Dit zegt Jahweh. Ga op de kruis­punten staan en kijk uit. Vraag naar de oude paden, vraag wat de goede weg is en volg die, dan zult gij rust vinden". Maar ze zeiden: "We gaan niet". "Ik stel wachters over u aan die rie­pen: let op het teken van de bazuin". Maar ze zeiden: "Daar letten we niet op” (Jer. 6,16). 

Prachtige taal. Misschien te over­dreven voor onze tijd? Misschien wel voor Neder­land en an­dere landen met sociale wetge­ving, maar toch…. Niet alle regels zijn rechtvaardig. Maar is het ook te over­dreven voor de wereld die steeds meer één wereld wordt en waarin dus ook de broe­derlijke ver­ant­woor­delijkheid toeneemt?

Dat klinkt wellicht te gemakkelijk want het is helemaal niet zo duidelijk hoe we die verant­woor­delijkheid zouden moeten waarmaken. Al onze inspanningen zijn hoogstens een druppel op de gloeiende plaat en slechts een heel enkele keer een beetje meer. Maar we kunnen in ieder geval proberen dat visioen levend te houden  zoals de joden in Babylon deden. Er over nadenken, vertalen naar het eigen leven en doen wat mogelijk is, ook al is het weinig.