Het verhaal van de Uittocht is overbekend; dat geldt minder voor dat van de Intocht terwijl zij toch bij elkaar horen. Zij kregen hun uiteindelijke vorm gedurende de Ballingschap. Wenend aan Babylons stromen (Psalm 137) keek het Joodse volk terug op het verleden toen het bevrijd werd uit de slavernij van Egype en uit mocht zien naar een eigen land. Opnieuw verlangend naar bevrijding realiseerde het zich echter ook dat er aan het verblijf in dat land van melk en honing voorwaarden waren gesteld. Die staan in het eerste hoofdstuk van het boek Jozua. Bevrijding is niet op een koopje. Het volk had gefaald en wist ook waarom.
Wat doen wij met die verhalen? Wat zijn ze waard als ze niet ook over ons gaan? Hoewel wij niet in een direct vergelijkbare situatie leven, kennen wij ook het verlangen naar bevrijding zowel op persoonlijk vlak als met betrekking tot de algemene levenssituatie.
Op het persoonlijke vlak kan er sprake zijn van verslaving in een of andere vorm, waar we niet gemakkelijk vanaf komen. Ook kunnen we gevangenen zijn van ons verleden en trauma’s hebben opgelopen door opvoeding of als gevolg van ingrijpende gebeurtenissen.
Maar we kunnen ook gevangen zitten op een manier die we ons niet altijd bewust zijn en die ook minder gemakkelijk herkenbaar is omdat die betrekking heeft op onze wijze van denken, onze (voor)oordelen, onze vanzelfsprekendheden. Die zijn niet puur persoonlijk omdat die veelal samenhangen met de wijzen van denken en de opvattingen in geloofsgemeenschappen en de omringende maatschappij.
Wat de geloofsgemeenschappen betreft, is dat al oud. Reeds Paulus riep de Galaten op zich niet opnieuw het slavenjuk van de joodse wet te laten opleggen. Zij waren immers tot de vrijheid der kinderen Gods geroepen. Steeds opnieuw in de geschiedenis zijn geloofsgemeenschappen in de verleiding gekomen die vrijheid te beknotten op grond van niet altijd houdbare tradities en interpretaties. Dat risico vraagt voortdurende aandacht van de gemeente.
En in de maatschappij zijn bepaalde ideeën dominant en zelfs tot vanzelfsprekendheden geworden die niet of nauwelijks voor discussie vatbaar zijn. We kennen ze allemaal. De noodzaak van voortgaande groei, van steeds opnieuw grenzen verleggen, van steeds groeiende welvaart, van eigen volk eerst, van zo groot mogelijke individuele autonomie, enzovoort.
Die ideeën komen ons vaak heel goed uit. Want de meesten van ons leven hier in redelijke omstandigheden. Het ‘systeem’ werkt goed voor hen. Waarom zouden ze daaruit weg willen Maar voor anderen, en over de gehele wereld gezien, heel veel anderen, geldt dat allerminst. Die willen graag een andere wereld, het hoeft nog niet eens een land te zijn dat overvloeit van melk en honing; een klein beetje beter zou al helpen.
Daarom is het goed die bijbelverhalen te overwegen; het gaat daar namelijk ook over ons. Wat zegt dat verhaal over de Intocht?
Allereerst dat Jahweh er voorwaarden aan verbonden heeft. Onderhoud de wet van Mozes, de Tora, de wijzingen, zoals Buber vertaalt. Richtlijnen voor het leven. “Nooit moet ge ophouden in dat wetboek te lezen en ge moet het dag en nacht overwegen”. De kern ervan is gerechtigheid. “Alleen wat recht is, moet gij nastreven: dan zult gij leven en het land bezitten”. Dat nieuwe land moet er een zijn waarin recht en gerechtigheid heerst en ieder dus het zijne krijgt.
Het tweede punt vraagt uitleg. De stammen van Ruben, Gad en een deel van die van Manasse waren al eerder naar Mozes gegaan met de wens te blijven in het gebied waar goed land was voor hun vee en niet met de anderen mee dat gevaarlijke land te hoeven binnentrekken.(Num 32.). Mozes had geëist, dat zij hun broeders zouden helpen het land te veroveren. Pas als die ook land en rust zouden hebben, konden zij terugkeren en genieten van hun eigen land. Dat betekent dat ook degenen die al land en rust bezitten zich moeten inzetten opdat ook hun broeders die krijgen. Er is pas rust en vrede als er rust en vrede is voor allen. Dat vraagt solidariteit met onze broeders en zusters.
Dat alles geldt niet alleen het land westelijk van de Jordaan. Enkele hoofdstukken verder wordt Jahweh Heer van heel de aarde genoemd. Het gaat om de wereld, onze wereld. In die wereld moet het visoen van, de hoop op en het werken voor een andere wereld, waarin gerechtigheid heerst levend worden gehouden.
Dat alles werpt ook licht op de vrijheid waarover tegenwoordig erg veel gesproken wordt en die in hoog aanzien staat. Vrijheid van verplichtingen, van bindingen, maar de vraag waartoe de verkregen vrijheid dient, wordt minder vaak gesteld. Dat die vrijheid weer verplichtingen met zich mee zou kunnen brengen is voor velen hoogst onwelkom. Het lijken strijdige begrippen, maar niet in het perspectief van de bijbel.
In dat perspectief dient de verkregen vrijheid samen te gaan met solidariteit met degenen die nog geen land, vrede en rust bezitten. Voor dezulken, meestal de zwakken, de vreemdelingen, de geslachofferden op het altaar van groei en winst voor weinigen, dient ruimte gemaakt te worden, recht en gerechtigheid gerealiseerd.
"Wee hen", zegt Jesaja (10,1-2), “die onrechtvaardige wetten uitvoeren, die de verdrukking wettelijk bekrachtigen en zo de armen uit hun rechten ontzetten, de geringen van mijn volk onthouden wat hen toekomt, de weduwen plunderen en de wezen uitbuiten”. Die praktijken hebben volgens de grote profeten het Volk opnieuw in ballingschap gebracht. “Dit zegt Jahweh. Ga op de kruispunten staan en kijk uit. Vraag naar de oude paden, vraag wat de goede weg is en volg die, dan zult gij rust vinden". Maar ze zeiden: "We gaan niet". "Ik stel wachters over u aan die riepen: let op het teken van de bazuin". Maar ze zeiden: "Daar letten we niet op” (Jer. 6,16).
Prachtige taal. Misschien te overdreven voor onze tijd? Misschien wel voor Nederland en andere landen met sociale wetgeving, maar toch…. Niet alle regels zijn rechtvaardig. Maar is het ook te overdreven voor de wereld die steeds meer één wereld wordt en waarin dus ook de broederlijke verantwoordelijkheid toeneemt?
Dat klinkt wellicht te gemakkelijk want het is helemaal niet zo duidelijk hoe we die verantwoordelijkheid zouden moeten waarmaken. Al onze inspanningen zijn hoogstens een druppel op de gloeiende plaat en slechts een heel enkele keer een beetje meer. Maar we kunnen in ieder geval proberen dat visioen levend te houden zoals de joden in Babylon deden. Er over nadenken, vertalen naar het eigen leven en doen wat mogelijk is, ook al is het weinig.