Het is zoals het is
1. VOLG BIJ BELANGRIJKE KEUZES IN JE LEVEN JE EIGEN LIJN
Dat is voor mij niet vanzelfsprekend, want ik heb in mijn leven vooral geleerd om me aan te passen. Kameleongedrag was voor mij een overlevingsstrategie. Ik ben namelijk opgegroeid in een kindertehuis en in pleeggezinnen. Op mijn derde kwam ik in het kindertehuis terecht, omdat mijn ouders uit de ouderlijke macht waren ontzet. Wat ze precies niet goed deden weet ik niet. Het was een christelijk kindertehuis, waar heel vaak werd gezegd ‘God ziet alles’. Ik nam dat heel letterlijk en als ze me sloegen of andere nare dingen met me deden dan zei ik op een bepaalde manier (doet het na): ‘God ziet alles’. Dan moest hij dus ook zien wat zij deden. Dat vonden die leidsters vast niet leuk, maar dat adagium hield mij op de been. Verder weet ik niet zoveel meer van die tijd, mijn enige herinnering is: een koud, grijs gebouw. Na mijn 8e begon een periode van pleeggezinnen. In totaal heb ik er in vijf gewoond. In de tussenperiodes ging ik weer een tijdje terug naar het kindertehuis.
In de oorlog, in 1942, ging ik naar mijn eerste pleeggezin, dat was op een boerderij in Overijssel. Nadat hun dochtertje was overleden wilden deze mensen een meisje als pleegkind. Ik moest iedere zondag mee naar het kerkhof, waar dat meisje lag. Ik paste me aan, liet de dingen gebeuren, ook mishandelingen door de boer, alles om de sfeer maar goed te houden.
Het was in de oorlog, en je moest een persoonsbewijs hebben. Op het mijne stond geen voornaam. Mijn vader wou me Nemesis[1] noemen, maar die naam werd niet geaccepteerd door de Burgerlijke Stand van Utrecht. Daarom stond er alleen: ‘van het vrouwelijk geslacht’. Dat was verdacht voor de bezetters bij razzia’s, want ik kon wel een joods kind zijn. Dat maakte de mensen, die toch al angstig waren, nog angstiger. In het kindertehuis heette ik Meesje, bij de boeren werd het Miene, in Wageningen Mientje en later in Zeist werd het Meta.
In 1946 ging ik van dat pleeggezin weer terug naar het kindertehuis. Waarom weet ik niet. Later kwam ik in een communistisch gezin, waar ik elke dag het portret van Stalin moest groeten. Een volgend pleeggezin was in Zeist, daarna nog in een gezin van een onderwijzer, een verschrikkelijke man. Er werd nooit uitgelegd, waarom ik ergens weg moest, zodat ik me net een postpakketje voelde. Ik kwam nooit in opstand, paste me aan en deed alles wat ze zeiden. ‘Als je je aanpast gaat het goed met je’, dacht ik.
Dat deed ik ook in mijn vijfde pleeggezin, het laatste. Ze hadden hun zoon verloren in Indië, een groot verdriet. Bij alles wat ze zeiden en deden hield ik daar rekening mee. Ik kan me emoties van anderen goed indenken en me daarnaar gedragen. Ik was een modelkind, ging trouw mee naar de kerk, leerde psalmen en gezangen uit mijn hoofd. Pas na tien jaar durfde ik te zeggen dat ik niet meer in God geloofde en toen was het oorlog, ik werd lucht voor hen. Dat is een ontzettend moeilijke tijd voor me geweest, want deze mensen waren eigenlijk de eersten, die lief voor me waren. Ik was bijna altijd ziek, kreeg acute reuma en iets aan mijn hartkleppen en moest veel liggen. Ze zorgden goed voor me, ik kreeg goed te eten en veel kleren. Maar hun liefde voor mij was dus niet onvoorwaardelijk, maar misschien bestaat dat wel helemaal niet. Door het verlies dat ze hadden geleden ben ik tot leven gekomen. Achteraf denk ik dat ik ook een goede pleister op hun wonde was.
Die beslissing om de kerk de rug toe te keren, was dus heel moeilijk voor me, ik wist dat het niet in goede aarde zou vallen, maar ik heb er nooit spijt van gehad. Het heeft me sterker gemaakt. Het heeft mij goed gedaan om op voor mij belangrijke punten voor mezelf te kiezen. Dat geldt ook voor de keuze van mijn man. Die keurden mijn pleegouders niet goed, omdat hij geen baan had. Hij was bezig met de opleiding tot B-verpleegkundige (psychiatrie). Later kreeg hij een baan op de WA-hoeve. Ik was verpleegster en heb mijn baan opgezegd, om hen te verplegen toen ze oud en ziek waren. Daardoor kwam ik in de bijstand terecht. Anderhalf jaar heb ik hen verpleegd.
Nog een keuze die ik heb gemaakt, waar ik nog steeds achter sta, is dat ik bewust geen kinderen wilde. Mijn hoofdgedachte daarbij was dat ik, vanwege mijn ouders, die in feite onbekend voor mij zijn gebleven en van wie ik niets goeds heb ondervonden, mijn genen niet wilde doorgeven. Ik vind ook dat dat wat je nalaat in dit leven de wereld een beetje beter moet maken en ik zag mezelf, gezien mijn geschiedenis, niet als een goede opvoeder. Mijn man was het ermee eens, zelf was hij ook getraumatiseerd.
2. BLIJF NIEUWSGIERIG
Toen ik de kerk had verlaten ben ik op zoek gegaan. Samen met mijn man, ging ik naar de Vrije Gemeente in Amsterdam. Ik werd lid van het HUG, de jongerengroep van het Humanistisch Verbond en volgde de opleiding tot humanistisch raadsvrouw. In het kader van die opleiding gingen we naar India, naar de Bhagwan[2]. Mijn man ging ook mee en was daar erg gelukkig, hij bloeide helemaal op. Later is hij wel afgeknapt op die toestand met de Bhagwan in Amerika. Dat dweperige lag mij niet zo. Ik heb een gesprek met de Bhagwan gehad, je mocht hem dan vragen stellen. Ik had er moeite mee om al die armen aan de poort van ons terrein te zien zitten, terwijl wij het daarbinnen goed hadden. Ik vroeg hem wat ik met die gevoelens aan moest. ‘Accept both’, zei hij. Met die groep van de opleiding deden we soms ook mee met de Agapevieringen[3] van Dolf Coppes.
Toen ik voor mijn pleegouders ging zorgen ben ik met die opleiding gestopt.
Vanuit nieuwsgierigheid heb ik me in verschillende geloven verdiept: zo ben ik ook bij de Soefi’s[4] geweest en bij de Rozenkruisers[5].
Ik heb geen familie, maar zoek wel mensen om me heen, en ik laat mensen niet los als ze het moeilijk krijgen. Ik ga altijd graag om met mensen, die meer opleiding hebben dan ik, zij kunnen iets aan me doorgeven, zoals bijvoorbeeld Gerard Tieman. Ik maak ook vaak notities als iemand iets goeds heeft gezegd, daardoor maak ik het ook een beetje van mezelf. Via Regina van der Weij ben ik bij de Walkartgemeenschap terecht gekomen, ik weet niet meer precies hoe. Ze nodigde me uit voor de gespreksgroep, die ze begeleidde.
Het vrijzinnige karakter van de Walkartgemeenschap spreekt me aan. Vrijzinnig, vrij naar je eigen zin. Je kunt ervan maken wat je zelf wilt. Ik vind het fijn dat het niet zo godsdienstig is, niet iets met allerlei hoofdletters. Ik kan er ook van genieten als iemand daar een goede toespraak houdt. Ik zing ook graag mee uit volle borst.
Mijn keuze voor de verpleging kwam meer voort uit nieuwsgierigheid dan uit roeping. Ik ben altijd erg geïnteresseerd gebleven in nieuwe ontwikkelingen in de medische wetenschap. Ik ben ook nieuwgierig naar de dood, hoe mijn eigen dood zal zijn. Het is niet voor te stellen hoe het is als je niets meer meemaakt, niet meer praat, niets meer hoort. Ik weet niet of ik sterk zal zijn of juist bang vooraf. Het is misschien een schrale troost dat ik geen kinderen of kleinkinderen nalaat, niemand die er verdriet van heeft. Ik denk dat ik tot het laatst bezig blijf met de vraag hoe het allemaal zal zijn.
3. KUNST KAN BETEKENIS GEVEN AAN JE LEVEN, GEESTELIJK VOEDSEL KAN JE STERK MAKEN
Na dat eerste pleeggezin ging ik in 1946 weer terug naar het kindertehuis. Er was inmiddels een leidster, die leuke dingen met ons deed. Ze liet ons in operettes spelen, ze las gedichten met ons en we zongen met haar. Ik ontdekte een heel andere wereld, was vol verwondering dat mensen ook mooie, positieve dingen kunnen maken. Het is een grote rijkdom voor mij geweest dat die vrouw me liet zien dat er in het leven nog zoveel meer is dan alleen maar bezig zijn met lijfelijk behoud; ik was tot dan toe alleen maar aan het overleven geweest. Ik wist voordien niet dat naar muziek luisteren me zo blij en vredig kan maken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan ‘Aus der neuen Welt’ van Dvorzak. Mijn man werd ook zo door muziek geraakt. Ik heb er bewondering voor dat mensen met kunst verwondering kunnen oproepen. Muziek is voedsel voor mij, geestelijk voedsel. Ik moet me daarmee ook steeds blijven voeden om sterk te blijven.
Mijn poezen helpen me ook op mijn levensweg…
_____________________________________________
[1] In de Griekse mythologie is zij de godin van de wrekende gerechtigheid.
[2] Bhagwan Shree Rajneesh, later ook Osho genoemd, was een Indiase goeroe en de stichter en inspirator van een spirituele beweging – in de jaren 70 - in Poona in India, vestigde zich later in de VS
[3] Dolf Coppes was ex-priester, die spiritueel en politiek actief was. In 1966 richtte hij de Stichting Korrelatie, een telefonische hulpdienst op. Een agapèviering was een soort alternatieve avondmaalsviering, een gezamenlijke maaltijd met aandacht voor bezinning en gebed
[4] Het universeel soefisme is een spirituele levenshouding die ons kan helpen vrijer te staan tegenover onze beperkingen en ons ware wezen te ontdekken. Deze eigentijdse vorm van soefisme is universeel omdat het de mystieke kern van alle religies eert als inspiratiebron.
[5] De rozenkruisers is een spirituele en culturele beweging, die is gebouwd op
esoterische waarheden uit het oude verleden, die verborgen voor de gemiddelde mens, inzicht verschaffen in de natuur, het fysieke universum en het geestelijke rijk.