Kleuren en kleurlingen; kleur in de culturele beleving van ras en stand
Overzicht
Het stond onlangs in de media: Tussen 9000 en 5000 voor begin van onze jaartelling was de bevolking van Noordwest Europa donker van huidskleur, maar met lichte ogen. Opvallend nieuws, want we hadden altijd spontaan gedacht dat de oudst herkenbare bevolking van onze landen blond haar, blauwe ogen en een zeer lichte huidskleur had.
Na deze donkere bewoners kwamen uit Centraal Azië groepen met een lichtere huidskleur naar Europa, maar ook naar India. Donkere en lichte groepen mengden zich. In hun taalgebruik ontwikkelde zich een heel palet aan symbolische kleuren ter aanduiding van gemoedstoestanden, maar ook van maatschappelijke klassen en standen. We hebben er nog steeds mee te maken.
Terrein verkennen
Kleurt uw bankrekening lang rood, wordt u wellicht een zwartkijker, rood van woede of groen van ergernis. Bent u opvliegend van aard, kunt u witheet worden. Soms ziet u er grauw uit. Of u ziet blauw van de kou. En dan zou de Nederlander kleurloos oftewel blank zijn?
Het socialisme propageerde een eeuw geleden de geheelonthouding van de Blauwe Knoop. Dominees en priesters dragen zwartals ambtsgewaad, een bisschop draagt paars, een kardinaal rood en de paus wit. Zo’n paus staat immers als religieus functionaris het dichtst bij zijn God en Gods kleur is natuurlijk verblindend wit. Joost van den Vondel begint zijn epos ‘Lucifer’ met de retorische vraag: ‘Wie is er die zo hoog gezeten, zo diep in het grondeloze licht...’? God natuurlijk! Maar als Gods witte licht in de dampkring van ons aards bestaan wordt gebroken ontstaat het spectrum: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet met als basiskleuren: blauw, rood en geel. Kortom: Diversiteit.
Mijn opa droeg in de jaren veertig altijd een zwart pak, mijn oma’s waren als weduwen zwart gekleed. Lichte kleuren in de kleding werden destijds te frivool geacht als de dood nabij was. Intussen is dat zelfs bij begrafenissen veranderd. Een ‘dankdienst voor het leven’ hoeft niet meer zwart te kleuren. We zijn dus van opvatting en van kleur verschoten. Maar donkere kleding voor bijvoorbeeld verkopers van dure automerken moet degelijkheid en betrouwbaarheid simuleren, zoals de donkere lakense pakken van Amsterdamse patriciërs in de zgn. Gouden Eeuw.
In Afrika en ook in China is juist wit de kleur van de dood. Bij onze Hernhutters ook. Terwijl in Arabische landen de aardse heersers gekleed gaan in lange witte gewaden om het licht van de zon buiten te houden. De betekenis die mensen aan kleuren verbinden, is dus niet zomaar universeel in alle culturen. Gaan we er vanuit dat het stralende witte licht dat aan God wordt toegeschreven in de aardse dampkring van onze menselijke leefwereld in vele kleuren uiteenvalt, is er veel diversiteit en rijkdom aan kleuren te ontdekken. Toch geldt gewoonlijk wit of een lichte kleur als symbool van het hogere of hemelse, terwijl donkere kleuren verwijzen naar het lagere, aardse.
Zoals wij hier bijeen zijn worden we in een diverse samenleving witten genoemd, hoewel we eeuwen gewend waren onszelf als blanken te beschouwen, tegenover de kleurlingen voorheen buiten Europa. Kleurlingen golden destijds ook nog eens als heidenen. Daarmee kregen huidskleuren ook een religieuze lading. Die werd versterkt door de legende van de Zonen van Cham uit de Bijbel (Genesis 9.22). Cham was een van de drie zonen van Noach; Sem, Cham en Jafet. Vader Noach lag na een drinkgelag halfnaakt in zijn tent zijn roes uit te slapen. Sem, stamvader van de latere Semieten/Israelieten, bedekte zijn vaders naaktheid. Maar Cham spotte ermee, waarna de uit zijn dronkemans roes ontwaakte Noach hem vervloekte. Op grond van die banvloek zou Cham de volkeren van donker Afrika hebben voortgebracht ). Dit mythische verhaal legitimeerde eeuwenlang de slavernij als uitbuiting van de verdoemde donkere Zonen van Cham. Het verhaal schetst een tegenstelling tussen het latere Israël als Gods volk en het vijandelijke, bedreigende Kanaän; een duidelijk voorbeeld van ‘je vijanden zwart maken’.
Die kleurlingen en heidenen werden in de tijd van de ontdekkingsreizen inheemsen genoemd. Maar wij in Europa zijn in grote meerderheid ook inheems, zijn in de ogen van anderen ook kleurlingen, zij het met een andere kleur. Omstreeks 1960 stond in een progressief katholiek blad voor dienstplichtige soldaten een poëtisch gebed: ‘O Heer, als ik in de hemel kom, geef mij dan zacht sluik haar en een mager wit gezicht’, een bede om in de hemel eindelijk te worden geaccepteerd zonder negatief op te vallen.
Dat brengt me naar het thema huidskleur en wat daar in verschillende culturen aan associaties en gevoelens mee vibreert.
Diversiteit
60 Jaar geleden had Martin Luther King zijn befaamde droom over de gelijkheid van alle huidskleuren. Ziet u in een droom wel eens kleuren? Onze droomkleuren geven in sterke mate onze oeroude culturele ervaringen weer. Bedreigende scenes en gezichten van wezens die ons slecht gezonnen zijn zijn meestal donker getint, gelukkige droom scenes licht. Vreugde geeft een licht gevoel in de dubbele betekenis van gewicht en van kleur. In contrast daarmee staan zwartkijken en zwaarmoedigheid.
Het thema huidskleur en discriminatie is tegenwoordig niet meer te vermijden. Op bewust niveau willen we zelden discrimineren, maar dieper in onze psyche is vaak nog een oudere culturele laag aanwezig die onze spontane reacties bepaalt.
In mijn jeugd in de jaren veertig en vijftig vorige eeuw ontmoette ik nooit een kleurling of zwarte. Toen dachten we nog dat wie ‘neerlands bloed door de aderen stroomde, van vreemde smetten vrij’ was, ooit ons volkslied. Het huidige Wilhelmus laat ons ‘ben ik van dietsen bloed’ zingen. Dat klopte lang geleden al niet, maar met de diverse bevolking van nu zeker niet. De term Diets was ooit een aanduiding voor Noordwest Europees en dat betekende vanzelfsprekend blank.
In mijn jeugd wisten we natuurlijk wel dat we blanken waren, maar dat viel nooit op, iedereen had immers dezelfde huidskleur. De verre buitenwereld kenden we uit kleurrijke verhalen van missie en zending en uit Karl May met zijn roodhuiden - die in werkelijkheid helemaal niet rood waren –, de strips van Pa Pinkelman waarin het neger jongetje Flop zo uit een imaginair Afrika kon zijn weggelopen met zijn dikke lippen, of Sjors en Sjimmy, waarin Sjors blond haar en blauwe ogen had en Sjimmy precies het tegenovergestelde, met grote ringen in zijn oren. Hij sprak ook een brabbeltaaltje. Ook Kuifje in Tibet of in Afrika viel niet op. Natuurlijk was die blanke mens slimmer dan de kleurlingen in die verre landen.
Mijn eerste lijfelijke ervaring met huidskleur was toen ik als student Oosterse Religies in Nijmegen een Hindoe familie uit India leerde kennen. Natuurlijk kleurlingen, dat was me bekend. Mijn onderbewuste spontane verwachting was die van enige bedeesdheid of bescheidenheid, zoals we in het verleden uit koloniale verhalen altijd hoorden over de houding van inlanders. Maar niets daarvan, men was zeer assertief; mijn eerste les! Even later nodigde ik een Indiase danser uit voor mijn studiegroep. Hij was bruin en danste op blote voeten om een echt contact met de aarde te hebben. Mij viel de lichte kleur van zijn handpalmen en voetzolen op.
Later verkeerde ik tijdens een lange studiereis in Zuid-India gedurende enkele weken onder louter donker gekleurde inheemsen. Dat viel me al snel niet meer op. Toen ik daarna onverwacht een zogenaamde blanke trof vond ik hem spontaan een enorm fletse bleekscheet, als een roze biggetje; een tweede maar nu omgekeerde les ! Nu was de blanke een kleurling geworden.
In gesprek met een Indiase en dus bruine professor aan een Indiase universiteit kaartte ik de problemen van het Indiase kastensysteem aan. Hij stemde in met mijn kritiek maar zei tevens dat sterke en niet te onderschatten sociale verschillen ook in Europa aanwezig waren. Hij had gelijk, maar ik was er toen nog niet op berekend dat van iemand uit de zogenaamde derde wereld te horen. In mijn ‘verlichte’ Europa wilde intellectuelen juist de zogenaamde Derde Wereld verheffen, maar ik was niet voorbereid op terugkaatsende kritiek. Weer een les!!
Meer en meer merkte ik dat huidskleur niet alleen een verschil in het pigment van de buitenkant van mensen was, maar ons overal in de wereld onder de huid was gekropen en in de psyche en cultuur sluimerde. Een klein voorbeeld: In de oeroude Vulgaat vertaling van het Bijbelboek Hooglied staat een verraderlijk zinnetje, dat zondags eeuwenlang in de Latijnse Vespers werd gezongen: ‘nigra sum sed formosa’, ‘ik ben zwart maar mooi’ of ‘ik ben zwart doch lieflijk’ (Statenvertaling) en dan staat er ook:’Kijk niet op mij neer omdat ik donker ben, ik heb in de buitenlucht en felle zon moeten werken’. Het betreft een donker getint liefje van koning Salomon. Wat dat kleine woordje maar niet kan zeggen!
Dit alles illustreert de gevoelsmatige symboliek van kleuren in verschillende culturen. Ik ga nu naar het oude India, om daarna via het moderne India bij onze Europese samenleving uit te komen. Vaak houden andere culturen ons een spiegel voor. Deze trip is mogelijk omdat de taalwetenschap veel inzicht heeft in de verwantschap tussen het Sanskriet als de oude cultuurtaal van India en bijv. Grieks en Latijn, maar ook Germaanse talen. Ik vertelde u al van de meest recente ontdekkingen en van de langzame migratie van volken uit Centraal Azië, omstreeks 3000 voor de jaartelling, zowel naar Europa als India. En we weten intussen hoe zeer taalgebruik de beleving van mensen weergeeft maar omgekeerd ook weer beïnvloedt.
De kleuren van het sociale systeem in India
De Indiase samenleving is al duizenden jaren geordend in vier standen, die in feite bestaan uit vele duizenden geboortegroepen, kasten geheten. Die term komt van het Portugese casta en betekent rein/zuiver/onbevlekt/wit. Ik beperk me hier tot de vier standen, ook wel vier kleuren (caturvarna) genoemd. Het is frappant dat de oude Indiërs die vier kleuren van de standen in hun mythen ook hebben beschreven als gekleurde kenmerken van de vier tijdperken die de mensheid zou hebben doorgemaakt, van een witte, zuivere beginperiode tot onze huidige, duistere en zwarte tijd .
Het eerste tijdperk was dat van pure waarheid en licht. Alle mensen waren licht van huidskleur. Het leven was harmonisch en waarheidslievend, gesymboliseerd door de kleur wit !! Allen behoorden tot één homogene stand, die van de brahmanen: wijzen, intuïtieve zieners, geleerden, dichters, barden. De mond symboliseerde hun metiér, ze spraken de goddelijke taal van wijsheid en werden oeroud, als de Bijbelse Methusalem.
Maar wijsheid en lichtheid verminderden; het tweede tijdperk begon. De heersende activiteit was kennis in plaats van de directe intuïtieve kennis, er ontstond behoefte aan offers en rituelen, wat wil zeggen dat het goddelijke licht op afstand raakte, offers duiden op verticale afstand tussen gever en ontvangers. De levensperiode was korter. De armen vormden het symbolische lichaamsdeel; het kenmerk van de tweede stand, die van adel/strijders/heersers/politici. De daarbij behorende kleur was rood, de kleur van kracht/macht en hartstocht!!
In het derde tijdperk waren nog maar weinig mensen vol deugd en waarachtigheid. Er ontstonden ziektes en rampen, waardoor een mensenleven weer korter zou duren. Begeerte en verlangens werden algemeen, de symbolische kleur was geel !! Het symbolische lichaamsdeel de heupen en dijen; alles kenmerken van de gewone mensen, veetelers, landbouwers en handelslieden, de derde stand, de werkenden.
En dan het vierde en laatste tijdperk, onze tijd, een duistere tijd !! Rechtvaardigheid en harmonie zijn verdwenen, zelfs de kennis van rituelen en offers is vrijwel verloren gegaan. Hartstocht, drift, onenigheid en eigendunk zijn algemeen verbreid, fysieke en geestelijke zwakte komen veel voor, zedeloosheid en ongeremde begeerte alom. Het lichaamssymbool zijn de zwarte !!, vuile voeten van het simpele werkvolk, de grote massa; de Zwarte Godin Kali.
Maar op het dieptepunt van dit verval komt god Vishnoe naar de aarde om haar te vernietigen in overstromingen en vuur, waarna een nieuw tijdperk van reinheid, harmonie en licht begint.
Europa
Ietwat gesimplificeerd vinden we dit schema terug in ons mythische scheppingsverhaal uit Genesis. In den beginne zag de Bijbelse God dat alles goed was. Het eerste mensenpaar wandelde met Hem als onschuldige kinderen in de lichtheid van het Aardse Paradijs. Maar verleid door de begeerte naar de appel aan de boom van de kennis van goed en kwaad, werd de mens uit het paradijs gejaagd werd om op de donkerkleurige bodem van de aarde een moeizaam, zwartgallig bestaan te lijden. Dus moest die God wel ingrijpen door de verlossing, gevolgd door een gruwelijk Laatste Oordeel en daarna een Nieuwe Hemel en een nieuwe Aarde, een hernieuwd lichtend Paradijs. Eigenlijk is dit ook een cyclisch proces!
Wellicht herkent u uit het boek Openbaring van Johannes diens visioen van het kosmische gevecht tussen goed en kwaad in de eindtijd. Johannes ziet vier ruiters die de aarde doorkruisen: een witte, een zwarte, rode en vaalgele ruiter. De witte ruiter op zijn witte paard symboliseert het bevrijdende Woord Gods, het licht van Christus. De rode ruiter draagt een groot zwaard en brengt oorlog, de zwarte ruiter brengt rampspoed en de vaalgele ruiter symboliseert de dood. Mij viel de analogie op met de vier kleuren van de oude Indiase standen. Dat alles is al eeuwenlang een fantastisch palet voor complot- en doemdenkers geweest en is dat vandaag nog steeds. De uiterst dubieuze voorspellingen van de middeleeuwse Nostradamus worden steeds weer herkend in de eigen tijd, waarmee zwart-wit denkers het niet eens zijn.
Is u wel eens opgevallen dat oude mensen nog wel eens willen mopperen over de teloorgang van de goede zeden onder de jeugd, alsof vroeger alles beter was. In zekere zin gaat het hier om een psychologisch schema dat van alle tijden lijkt te zijn,sporen daarvan vinden we bijvoorbeeld als in het oude Egypte; heimwee naar een geïdealiseerd verleden. Met kleurschakeringen en diversiteit leven is blijkbaar een probleem van alle tijden. Met name de uitersten van zwart of wit geven duidelijkheid en houvast. Zwart zijn altijd de anderen, bijv. de heersende elite, welke dan ook.
In het huidige India is de huidskleur in het Noorden in doorsnee lichter dan in het Zuiden, zeker in de hogere standen. Dat is een overblijfsel van een langzame maar gestage invasie van lichtkleurige groepen uit gebieden boven de Kaspische Zee, enkele duizenden jaren geleden. Ze noemden zich ‘de edelen’, ariër in Sanskriet. Bij hun intocht in Noord-India troffen ze een bevolking aan met een donkere huidskleur, zoals nu nog overwegend in Zuid-India. Er vond natuurlijk vermenging plaats, maar de donkere oerbevolking werd dasyu genoemd, ‘de donkeren’. Dat keert terug in het Sanskriet woord voor slaaf / ondergeschikte / dienaar: das. De woonplaats van de goden van de lichtgekleurde, edele indringers werd gelokaliseerd in het noorden, in de wit besneeuwde Himalaya, terwijl het zuiden als het gebied van de duistere dood ging gelden.
Ook in de moderne tijd wordt een lichte huidskleur in India als een voordeel beschouwd. In de hogere klassen worden in huwelijksadvertenties ‘fair skinned’ bruiden gevraagd voor hoog opgeleide zonen. Een donkere huidskleur betekent een lagere positie op de huwelijksmarkt. In het onafhankelijke India van na 1948 wilde men het moderne Hindi met wortels in het oude Sanskriet als taal van de overheersers uit het Noorden tot nationale taal van heel India maken. De Tamil taal van het het ‘donkere’ Zuiden dreigde als tweederangs behandeld te worden. Dat is niet gelukt, daarom bleef het koloniale Engels de verbindende factor.
Naar Europa
Begin 20ste eeuw ontdekte de Franse taalwetenschapper Georges Dumézil dat de zgn. Indo-Europese taalovereenkomsten ook hun neerslag hebben gehad in het systeem van sociale standen. De sociale gelaagdheid van India is herkenbaar in onze Europese middeleeuwse sociale structuur van standen en heeft zijn sporen nagelaten in onze huidige cultuur en samenleving.
In de Middeleeuwen was er sprake van drie standen; 1) geestelijkheid, 2) adel en 3) vrije boeren of burgers, met daaronder de massa van 4) lijfeigenen, dagloners, armen. In de 19e eeuw zou dat de vierde stand van arbeiders worden, het zgn. proletariaat. Op deze spotprent zien we niet de 4 symbolische kleuren van de Indiase mythologie, wel is de vierde stand of klasse naakt, mager en bijna kleurloos, de hogere 3 zijn goed gevuld en staan er kleurrijk op.
Ik herinner u er ook nog graag aan dat een blanke, witte huidskleur in Europa eeuwenlang de gewenste kleur was voor vrouwen in de zgn. hogere standen; die mochten zo min mogelijk uitzien alsof ze werk in de open lucht verrichtten. Ik meen dat dit soms ook op vazen uit de Griekse oudheid is terug te vinden.
Slot
Ik begon met een recente ontdekking. Ons zgn. blanke Europa is lang geleden niet altijd licht van huidskleur geweest. Sporen daarvan zouden nog in ons huidige dna te vinden zijn. En onze samenleving is steeds kleurrijker geworden. Het is een kunst om die diversiteit van huidskleur naar het niveau van beleving en symboliek over te brengen. Maar vaak vallen we terug in de gedragspatronen en symboliek van oude tijden en standen.
De vervloeking door de Bijbelse Noach heeft lang in de europees-christelijke cultuur doorgewerkt als alibi voor slavernij. In het Hooglied staat de tekst: ‘ik ben wel zwart maar toch mooi’.
Maar soms neemt geschiedenis heel subtiel wraak. Kort geleden is aan een Zuid-Afrikaanse kleurling, zoon van een verboden relatie tussen een blanke en een zwarte, de Erasmus prijs toegekend. Zijn naam: Trevor Noah. Hij schreef autobiografische verhalen met de titel: Kleurenblind. Dat had de oude Noach na zijn vloek over de zwarte zonen van Cham toch nooit kunnen denken.
Ter afsluiting zing ik het overbekende lied What a Wonderful World van de zwarte Louis Armstrong, waarin hij kijkt naar de vele kleuren in de natuur. De wereld is eigenlijk een wonder. Mensen zijn een wonder en kinderen al helemaal. Het lied stamt uit 1968, een jaar met rassenrellen in meer dan 100 Amerikaanse steden en plunderingen van Joodse winkels. Louis zong het voor iedereen, ook in alleen voor blanken toegankelijke theaters en clubs, waar hij na zijn optreden als kleurling alleen door de achterdeur naar buiten mocht.