Godsdienstfenomenoloog, studie theologie in Leiden. Promotie aldaar (1977).
Rob Nepveu behoort tot de religieus-humanistische stroming binnen Vrijzinnigen Nederland.
De vrijzinnig-Christelijke traditie vormt een belangrijke inspiratiebron voor deze stroming naast andere, waaronder vooral ook de Westerse filosofie.
Wanneer we van iets zeggen dat het uit de kunst is betekent dit dat we dat voortreffelijk vinden. Het is opmerkelijk dat we de woorden kunst en kunde soms door elkaar gebruiken. Zo spreken we over geneeskunde maar ook over geneeskunst.
Kunst vereist techniek én talent. Als een van beide elementen ontbreekt ontstaat er geen kunst. Kunst vormt naast wetenschap, wijsbegeerte en religie een functie van cultuur. Zo vindt men overal ter wereld kunst en religie. Maar zij zijn cultureel bepaald en daardoor vaak heel verschillend. In onze westerse wereld zijn wetenschap en wijsbegeerte sterk door de Griekse cultuur beïnvloed en hebben een eigen karakter ontwikkeld. Religie was in het westen sterk verbonden met het instituut kerk. Nog niet zo lang geleden was het merendeel van de bevolking lid van een kerk. Met enkele uitzonderingen, is de kerk in ons land echter aan het verdwijnen. Velen zijn weliswaar vrijzinnig gaan denken maar voelen zich ook niet aangetrokken tot een vrijzinnige geloofsgemeenschap. Jongeren, die niet zijn opgegroeid in een kerkelijke traditie, staan vreemd tegenover de inhoud en vorm van de zondagse diensten. Ook de vrijzinnige geloofsgemeenschappen zijn vaak nog erg ‘kerkelijk’, en dus niet bij de tijd. Des temeer valt het op dat in deze tijd verschillende theologen radicaal hebben gebroken met het traditionele denken en spreken over God. Zo schreef onlangs ds. Carel ter Linden het boek getiteld Wat doe ik hier in Godsnaam? Daarin geeft hij openhartig toe dat hij niet langer gelooft in God als een werkelijkheid tegenover die waarvan wij deel uitmaken. Er is voor hem nog slechts één werkelijkheid. In de natuur treft hij geen zin aan, ook niet uit het lijden, waaronder ziekte. En tenslotte wijst hij het geloof in een hiernamaals af. Hij gebruikt nog wel het woord God, maar dan wel met een heel andere inhoud. God staat voor hem voor het zedelijk appèl. Hij vindt dat element terug in het beeld van God in het O.T. als de macht van het leven dat zich richt tegen de dood. Als degene die het onrecht bestrijdt en de mensen oproept humaan te handelen. Ter Linden beseft dat het hier gaat om een indringend Godsbeeld, dat men in de oudheid letterlijk aanvaardde, maar dat voor ons een inspirerend beeld vormt, maar niet meer. Alvorens nog iets meer over religie te zeggen willen we eerst naar die andere functies van cultuur kijken: wetenschap, wijsbegeerte en kunst. In de wetenschap houdt men zich aan zelfgestelde grenzen. Vragen die niet via wetenschappelijke methoden kunnen worden beantwoord, laat de wetenschap ter zijde. Niettemin zijn de resultaten van de wetenschap indrukwekkend. De natuur zit uitermate boeiend in elkaar, zeer kunstig zou men zeggen. De natuur brengt ons tot verwondering en bewondering, maar ook wel tot verbijstering. Wie die wetenschappelijke ontdekkingen op zich laat inwerken, zal inzien dat allerlei traditioneel denken en spreken over God onaanvaardbaar is geworden. We zien dat bij ds. Ter Linden. In de wijsbegeerte worden wel vragen aan de orde gesteld die niet langs wetenschappelijke weg kunnen worden beantwoord. De wijsbegeerte kan ook niet de antwoorden geven op de levensvragen. Maar zij kan wel tot een bestaansverheldering leiden. Bovendien zijn de diepe gedachten van veel wijsgeren uitermate verreikend en inspirerend. Tenslotte is er kunst. Er is kunst waarin schoonheid voorop staat, maar er zijn ook kunstenaars die vanuit een woede over onrecht enz. kunstwerken scheppen die niet mooi zijn maar mensen wakker willen schudden. Waar wetenschap en wijsbegeerte vooral met onze ratio, ons vermogen redelijk te denken, te maken hebben, gaat kunst ons meer direct aan. Nu terug naar de religie. Zoals we zagen is daar veel veranderd. Het meest ingrijpend is de verandering van het denken en spreken over God. We zagen dat hierbij de ontwikkelingen van de wetenschap een grote rol hebben gespeeld. Als een vrijzinnige stelt dat religie in de eerste plaats een besef van het Mysterie van het Zijn inhoudt, dan is het verder kenmerkend voor de vrijzinnige traditie dat bij het vormen van een levens- en wereldbeschouwing men zowel op de wetenschap als de wijsbegeerte een beroep doet. Maar ook aan kunst wordt ruime aandacht geschonken. Anders gezegd, de vrijzinnige gaat in de leer bij de objectieve wetenschap, gaat te rade bij de meer subjectieve wijsbegeerte, maar hecht tevens grote waarde aan de directe invloed en expressiemogelijkheden van de kunst.