Godsdienstfenomenoloog, studie theologie in Leiden. Promotie aldaar (1977).
Rob Nepveu behoort tot de religieus-humanistische stroming binnen Vrijzinnigen Nederland.
De vrijzinnig-Christelijke traditie vormt een belangrijke inspiratiebron voor deze stroming naast andere, waaronder vooral ook de Westerse filosofie.
Elk jaar worden we geconfronteerd met het zogenaamde kerkelijk jaar. Dat begint bij de eerste zondag van Advent, de periode ter voorbereiding van het Kerstfeest. Naast Kerstmis vormen Pasen en Pinksteren de grote feesten van het kerkelijk jaar. Maar voor steeds meer mensen betekenen die feesten alleen nog maar vrije dagen, zij het dat Kerstmis ook een gezellig familiefeest is met een feestelijke maaltijd en vaak het onderling uitwisselen van geschenken. De religieuze betekenis van die feesten raakt steeds meer op de achtergrond. Deels heeft men er geen weet meer van, deels weet men dat religieuze element niet meer te plaatsen in het concrete bestaan. Menigeen heeft het gevoel dat de inhoud van het Christendom betrekking heeft op een heel andere werkelijkheid dan die waarin wij leven.
Gaan wij even terug naar het begin van het Christendom. De eerste Christenen waren Joden die zich alleen van hun geloofsgenoten onderscheidden door hun geloof in Jezus’ Messiasschap. Zij geloofden dat Jezus na zijn hemelvaart spoedig zou terugkeren naar deze wereld om er het Rijk Gods te vestigen, waarmee aan de onderdrukking door de Romeinen en alle verdere ellende een einde zou komen. Jezus, Paulus en zo veel anderen koesterden de verwachting dat het Rijk van God aanstaande was. Maar zij hebben zich vergist. En het geloof in de mogelijkheid van een goddelijk ingrijpen in de geschiedenis is bij velen verdwenen. Het lijkt zo dat het Christendom op een vergissing berust en dus achterhaald is.
Allerlei theologische speculaties over God en Jezus komen ook niet overtuigend meer over. Dus komt de vraag op: moeten we het Christendom maar vergeten?
Het was Albert Schweitzer, onder meer vermaard als Nieuwtestamenticus, die stelde dat wij Jezus’ geloof, zijn verwachting met betrekking tot het Godsrijk, niet meer kunnen delen. Maar tegelijk betekende voor hem Jezus’ inzet voor het Godsrijk een blijvende bron van inspiratie. Wij moeten dan het begrip Rijk van God transponeren in ‘een humane samenleving’. Wat Jezus ook zo belangrijk maakt is het feit dat hij de mens stelt boven de wet. Hij wilde de Joodse leefregels, de wet, niet afschaffen, maar juist vervullen. Dat deed hij door de wet op te vatten als iets dat ten dienste staat van de mens in plaats van het omgekeerde.
Het is bekend dat onze grootste wijsgeer Spinoza grote waardering koesterde voor Jezus. Spinoza was van mening dat als mensen beter gaan denken, d.w.z. juister gaan denken, hun handelen beter wordt.
Voor hem was de hoogste trap van denken het intuïtief besef dat iedereen en alles deel uitmaakt van de Natuur dan wel God. Dat besef zal tot gevolg hebben dat wij beter gaan handelen. Het beeld van Jezus die tegen onderdrukking van de zwakkeren was en zich verzette tegen alle schijnvroomheid kan uitstekend worden, verbonden met Spinoza’s besef van de geborgenheid van iedereen en alles in de Natuur in God.
Dit gedachtengoed is typisch vrijzinnig. Inzicht moet in een mens tot ontwikkeling komen en niet worden opgedrongen.
En een levensovertuiging moet passen bij het concrete bestaan, wil zij zinvol zijn.