Godsdienstfenomenoloog, studie theologie in Leiden. Promotie aldaar (1977).
Rob Nepveu behoort tot de religieus-humanistische stroming binnen Vrijzinnigen Nederland.
De vrijzinnig-Christelijke traditie vormt een belangrijke inspiratiebron voor deze stroming naast andere, waaronder vooral ook de Westerse filosofie.
Het is een bekend feit dat vrijzinnigen het vaak moeilijk vinden aan buitenstaanders uit te leggen wat vrijzinnig-zijn inhoudt. Het is daarom goed eerst de geschiedenis van de vrijzinnigheid te raadplegen.
Al kent het vrijzinnig denken oudere wortels, het is in feite in het midden van de 19e eeuw dat deze denkrichting haar moderne gestalte verkreeg. De 19e eeuw was een tijd waarin met name de natuurwetenschappen grote vorderingen maakten. Men ontdekte dat allerlei processen in de natuur een causaal verloop hebben. Daardoor gingen theologen zich afvragen wat men moet denken over allerlei mirakelen in de Bijbel. Mirakelen berusten op processen die niet te rijmen zijn met de natuurwetten. Genoemde theologen gingen nu de Bijbel anders, historisch-kritisch lezen. En ook de kerkleer ging men kritisch bestuderen. Zo ontstond het Modernisme.
Het was de theologische faculteit in Leiden waar moderne hoogleraren een belangrijke bijdrage aan de wetenschap schonken. In Utrecht bleef de theologische faculteit behoudend. In deze stad nam echter de hoogleraar in de wijsbegeerte C.W. Opzoomer een uitzonderingspositie in. Als 25-jarige werd deze Leidse jurist in Utrecht benoemde. Hij was een der moderne Vaderen, medeoprichter van de Nederlandse Protestantenbond (1870). De Bond bood een vrijzinnige prediking waar deze ontbrak en had dus leden afkomstig uit verschillende kerken. Waar de Modernen zeer radicale vragen stelden gingen de na hen komende vrijzinnigen zich meer in de richting van de kerkelijke traditie ontwikkelen. Men ging zich vrijzinnig protestant noemen. Men vervolgde echter wel de wetenschappelijke weg die de Modernen waren ingeslagen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten de kerken een bloei door. Daarna kende de NPB nog vele jaren afdelingen met een eigen voorganger/ster met een volledige aanstelling. Helaas is er in de loop der jaren sprake van een steeds grotere teruggang van het aantal leden. Ook bij een aantal kerken is dat het geval. Trouwens het hele verenigingsleven kampt met het verschijnsel van terugloop der ledenaantallen.
Het is ongetwijfeld zo dat steeds meer mensen vrijzinnig zijn gaan denken, maar zij zijn vooral individualistisch ingesteld. Ze sluiten zich daarom niet gemakkelijk aan bij een organisatie. Bovendien zijn langzamerhand steeds meer mensen opgegroeid in een buitenkerkelijk gezin. Voor hen is het moeilijk, indien zij al behoefte aan een levensbeschouwelijke organisatie hebben, diegene te kiezen die het beste bij hen past.
Dan hebben vrijzinnige groeperingen het probleem dat zij moeilijk weten uit te leggen waar zij voor staan. Omdat vrijzinnigen zeer individualistisch zijn ingesteld, hebben zij allen hun eigen kijk op vrijzinnigheid. Dat is voor buitenstaanders verwarrend. De vraag is: zijn er toch niet elementen die vrijzinnigen gemeen hebben? Dat is inderdaad het geval. Daar is in de eerste plaats het besef dat geen mens dé waarheid kan bezitten.
Dé waarheid zou absoluut (dat is losgemaakt) zijn, terwijl alle waarheid in feite betrekkelijk is, gebonden aan menselijk inzicht. Dat inzicht is cultureel, historisch, sociaal en psychologisch bepaald.
In de tweede plaats hechten vrijzinnigen aan de vrijheid zich zelf een oordeel te vormen. Zij kunnen zich goed vinden in het motto van de Verlichting dat de grote wijsgeer I. Kant (1724-1804) neerschreef: heb de moed om je van je verstand te bedienen zonder de leiding van anderen.
In de derde plaats zullen vrijzinnigen allereerst op grond van verwondering over al wat bestaat vragen stellen. Bij het zoeken naar antwoorden op de vragen zullen zij met name ook de traditie raadplegen, waaronder uiteraard de Bijbel. Maar deze zal voor hen geen Woord Gods noch Gods Woord in mensenwoord zijn, maar een aantal geschriften van, door, en voor mensen geschreven. Maar vrijzinnigen zullen ook open staan voor denkbeelden uit andere culturen, al is het begrijpelijk dat men de uitingen van de eigen cultuur het beste verstaat. Cultuur is immers voor ons een tweede natuur.
Als we het voorgaande beschouwen mogen we zeggen dat vrijzinnigheid een rijke geestesstroming vormt die waardering verdient van al wie de moed opbrengt onafhankelijk na te denken. Haar rijkdom zit met name in de veelvormigheid die is gebaseerd op genoemd gezamenlijk fundament.