Walkartgemeenschap Zeist, Kerkweg 19-23, 3701 Zeist
Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Johannes brengt in afwijking van de weergave van Marcus een kleine jongen ten tonele die vijf gerstebroden en twee vissen heeft. Het gaat hier om een symbolische verwijzing naar de zielstoestand van de mens. Eerder in het evangelie van Marcus zegt Jezus dat wij het koninkrijk zouden kunnen beërven als wij als kinderen zouden kunnen worden. En zo gaat het hier: deze jongen geeft Jezus wat hij heeft en Jezus doet niets anders dan het geschenk van dit kind uitdelen.
Overdenking (brood en vissen)
In Johannes 6 vinden we het verhaal over de broodvermenigvuldiging De broodvermenigvuldiging vinden we ook bij Marcus, maar Johannes heeft een afwijkende versie omdat hij anders dan Marcus een kind ten tonele voert dat broden en vissen bij zich heeft. Als tijdsaanduiding vermeldt de evangelist dat het kort voor het joodse Pasen, het Pesach was. Het joodse Pesach feest is verbonden met de gedachte van de vlucht en het vertrek van het volk Israël uit Egypte. Het einde van de slavernij vol ontberingen in het vreemde land. Pesach, dat is de tijd waarin Israël leerde om bij nacht en ontij te vluchten en alles achter zich te laten wat tot dan toe bestaanszekerheid leek te bieden.
Je kunt tegelijkertijd slaaf zijn en toch goed verzorgd. Het gevaar van die situatie is dat je daar zo zeer aan gewend raakt dat je elke andere manier van leven als te riskant gaat beschouwen. Mozes leerde zijn volk om juist het waagstuk van de vrijheid aan te gaan. Liever naar het ongewisse, naar de woestijn te gaan, liever naar het niemandsland over ongebaande wegen te gaan dan te blijven zitten in een leven dat weggenomen is of alleen maar als een beloning voor gehoorzaamheid geldt. Pesach, dat betekent de moed tot vrijheid voor het grijpen van een eigen bestaan.
Op de berg Sinaȉ geeft Mozes aan Israël de wet van God, de Tien Geboden. Het Evangelie van Matteűs neemt die scène bij de Sinaȉ als voorbeeld voor de Bergrede van Jezus in de hoofdstukken 5 tot 7. Daarin verkondigt Jezus in de ogen van Matteűs een nieuwe wet, een nieuwe ordening en hij richt die heel letterlijk tot degenen die er slecht aan toe waren, tot de zieken, de verlamden en de bezetenen. Alles wat Jezus doet en zegt staat in directe verbinding met genezing van het menselijk leed.
Bij de evangelist wordt Jezus gevolgd door een grote menigte. Jezus laat door de kracht van zijn eigen persoonlijkheid zien dat een mens anders kan zijn dan wat hem voorgegeven wordt door de traditie waarin hij wordt grootgebracht en de mensen zijn ontvankelijk voor zijn woorden. Hij spoort zijn volgers aan om hun persoonlijke verleden opnieuw te schrijven en toe te passen wat dat oplevert in hun ziel. En hij geeft de mensen daarvoor het brood dat zij nodig hebben. Dat dat brood geestelijk brood is, volgt uit het vervolg van dit verhaal van Johannes.
In vers 5 en verder vraagt Jezus aan Filippus waar zullen wij brood kopen? En hij vroeg dat, zo zegt de vertelling, om hem op de proef te stellen. Wat kan daarmee bedoeld zijn? Filippus antwoordt met het voor de hand liggende: er is niet genoeg geld om voldoende brood te kopen. En dat is nu juist de proef waaraan Jezus Filippus onderwerpt. Hij wil Filippus daarmee laten zien dat de manier waarop hij gewend is om met een crisis om te gaan, moet laten varen. De benadering waaraan hij gewend is om een probleem op te lossen zal niets zinvols brengen voor de vijfduizend mannen aan de voet van de berg.
En dan brengt Johannes in afwijking van de weergave van Marcus tegenover de volwassen Filippus een kleine jongen ten tonele die vijf gerstebroden en twee vissen heeft. Je vermoedt nu wel dat het hier om een symbolische verwijzing naar de zielstoestand van de mens gaat.
Eerder in het evangelie van Marcus zegt Jezus dat wij het koninkrijk zouden kunnen beërven als wij als kinderen zouden kunnen worden. En zo gaat het hier: deze jongen geeft Jezus wat hij heeft en Jezus doet niets anders dan het geschenk van dit kind uitdelen.
Midden in hun zorgen hoeven de leerlingen niets anders te doen dan te zorgen dat de mensen plaatsnemen en in alle rust gaan zitten.
Dat is mogelijk, de omgeving heeft gras genoeg, zoals er veelzeggend staat. Eigenlijk kan deze aarde genoeg dragen voor iedereen. Het wonder dat daar geschiedt, bestaat in het uitdelen zelf, in de moed om een kind te worden dat aan een ander geeft wat het nodig heeft. Alles verandert hier: er wordt niet meer gepland, er ontstaat geen overschot door de uitbuiting van anderen. Dit kind neemt wat het heeft, het opent zijn hand en de handen van allen worden gevuld. Symbolisch staat hier: als mensen worden als kinderen geven zij elkaar altijd ruimschoots wat zij nodig hebben zonder de rekensommen van volwassenen en zonder oogmerk om zoveel te hebben dat voor de overige volwassenen te weinig overblijft.
Wat wij economie noemen, bestaat nog steeds uit het verrekenen van schulden van de een met de schulden van de ander. Elk bankbiljet dat wij in handen nemen, is een aan een prestatie gekoppelde eis en hoe meer geld de een bezit, des te meer zal hij het de ander uit de zak kloppen. Daarop slaan ook de woorden van Jezus in Lukas 14: als jullie iets uitlenen, doe dat dan zonder te berekenen of het zal worden vergoed. Met andere woorden: als jullie je kunnen permitteren om geld uit te lenen, geef het dan meteen weg en wacht niet tot de andere dubbel zo hard werkt om het jullie uiteindelijk na veel pijn en moeite terug te kunnen betalen.
Je zou kunnen zeggen dat dit de toelichting van Jezus is op het wonder van de vermenigvuldiging van het brood. De wonderbare spijziging is niet een of andere goddelijke magie die tweeduizend jaar geleden zou hebben plaatsgevonden. De waarheid van dit verhaal is dat een tot dusver nog niet vertoonde solidariteit de toekomst wint voor mensen die in nood zijn.
Voor een goed begrip van dit wonderverhaal moeten we natuurlijk ook aandacht besteden aan de vermelding van het brood en de vissen. Natuurlijk gaat het hier niet om brood in de letterlijke zin, het is geestelijk brood. Want de mensen hongeren naar meer dan naar voedsel om te eten, waar zij naar verlangen is een liefdevol bestaan in harmonie en solidariteit met de medemens. En wat de vissen betreft: de twee vissen staan naar alle waarschijnlijkheid voor de Christus die zich in de mens Jezus heeft geopenbaard. Het Griekse woord voor vis is Ychtus en dit woord kan gelezen worden als een acroniem voor Jesus christus theou huios soter, Jezus Christus, zoon van God, redder. Het getal twee staat dan voor de Christus en de mens die beiden een zijn geworden waardoor de mens Jezus zijn christusnatuur heeft verkregen.
Met het getal van 5000 is ook meer aan de hand dan je op het eerste gezicht zou denken. De evangelisten leefden in de traditie die het geheim van getallen koesterde. Of er nu werkelijk 5000 mensen aanwezig waren is helemaal niet zo belangrijk als je begrijpt dat dit getal met een duidelijk doel werd opgeschreven. De vijfduizend waarvan sprake is, wijst op de grootst mogelijke massa mensen, op misschien wel alle inwoners van de wereld. De letters van het Hebreeuwse alfabet hebben allemaal een eigen cijferwaarde. Die cijfer- of letterwaarde gaat in het alfabet maar tot ten hoogste 400. Vijfduizend is dus een bovenwerelds getal dat het waarneembare te boven gaat. Bij de vijfduizend ging het dus om menselijke zielen die vergeestelijkt werden.
In het verhaal blijven 12 manden met broden over. Twaalf is geen willekeurig getal, twaalf drukt de volheid uit, zoals weerspiegeld in de dierenriem.
Het aantal stammen van Israël is twaalf, het aantal discipelen is ook twaalf. De twaalf is het getal van het leerlingschap. In de twaalf manden herkennen we de bereidwillige zielen die met vreugde het leerlingschap op zich nemen.
Het verhaal van de wonderbare spijziging is een provocatie van ons huidige denken en doen. Als wij voor de vraag komen te staan hoe wij de massale ellende van de mensen moeten bestrijden, dan is ons eerste vertrouwde antwoord: zeker, er zijn noodlijdenden, er zijn mensen die honger lijden. En ja, meer dan 80 procent van alle geldstromen gaat voorbij aan de honderd armste landen.
Maar wij hebben grenzen, wij kunnen niet veel doen. Alles wat wij hebben, is veel te weinig om doeltreffend te helpen.
Er is een oud liedje van Robert Long met de titel ʺallemaal angstʺ. De tekst van het liedje is sterk verouderd en de voorbeelden die hij bezingt zijn meer bijgeloof uit de jaren vijftig dan dingen waar we echt bang voor zijn. Wie zegt nog dat je, als je scheel kijkt en de klok slaat, je heel je leven scheel blijft en wie maakt nog de opmerking dat je ruzie krijgt als je zout morst en je van tomaten puistjes krijgt?
Nee, de angst waar wij over lezen en horen is anders van aard dan de bijgelovige volkswijsheden van het lied van Robert Long. Maar we leven wel in een tijd van dreiging waardoor we leven tussen hoop en vrees. We hebben gezien dat Rusland onder dictator Poetin een buurland binnenviel met groot vertoon van militaire macht. We zijn heel erg bevreesd voor een verdere veroveringsdrift van Poetin. Onder druk van een onvoorspelbare Amerikaanse president als Trump werken we nu aan de versterking van de NAVO in de hoop dat Europa straks afschrikwekkend genoeg zal zijn om Rusland te weerhouden van nog meer aanvallen op Europese landen. Behalve de zorg voor onze veiligheid is er ook de zorg over wat er verder in de wereld gebeurt. Zal China zijn handen afhouden van Taiwan? Houden de oorlogen, vaak burgeroorlogen, in Afrika ooit op?
In het Midden Oosten heeft een hevige oorlog gewoed tussen Israël en Hamas. Er zijn nu tekenen dat een einde aan deze oorlog zou kunnen komen en we hopen dat dat ook inderdaad zal gebeuren. Zo worden we steeds heen en weer geslingerd tussen vrees en hoop. We zien naast de onrust in de wereld ook de bedreiging van de democratische beginselen. In steeds meer landen zijn bewegingen ontstaan die zich verzetten tegen de bestaande orde en die orde willen vervangen door regimes die geen rekening houden met de noden en behoeften van minderheden. We leven in een koud en liefdeloos tijdperk van de mensheid, het vervult je met grote ongerustheid en de bange vraag bij dit alles is dan ook: wat betekent het voor mij om mens te zijn in zulke tijden?
Behalve de zorg over de ontwikkelingen in de wereld is er de zorg over onszelf. Hoe kunnen wij onze voorzieningen in stand houden als er steeds meer vluchtelingen in ons land komen. Hoe zal het gaan met de betaalbaarheid van de gezondheidszorg en hoe kunnen wij de generatie na ons een menswaardig bestaan bieden. Het zijn allemaal vragen die te maken hebben met ons mens-zijn in verhouding tot onze medemensen en ze zijn bijna niet bevredigend te beantwoorden.
Bovendien: wij worden bedreigd door Rusland en wij moeten ons daartegen wapenen. Dat kost geld, veel geld. En dat geld kun je dus niet besteden aan het bestrijden van armoede in ontwikkelingslanden. En anders dan Jezus ons voorhoudt, moeten wij blijven rekenen hoe wij de lasten die wij op ons nemen kunnen blijven betalen. Goed beschouwd heeft niemand er wat aan dat we wapentuig moeten aanschaffen, maar er is geen alternatief, want we kunnen de vrede die wij willen, niet afdwingen door onze legers af te schaffen.
Wij zitten in de kringloop van bedreiging en afschrikking. De koude oorlog waarvan we ons verlost dachten, is in al zijn onmenselijkheid weer terug. Mondiaal gezien is de mensheid nooit toegekomen aan het wonderverhaal van de vijf broden en twee vissen, alles is ook daarna gegaan zoals het altijd is gegaan. Oorlog en geweld. Dood en verwoesting.. De liefde voor de medemens die Jezus ons wilde bijbrengen, heeft het nog steeds niet gehaald.
Wij, ieder op ons kleine eigen eilandje, zijn niet in staat om de wereld te veranderen. Maar we kunnen wel proberen om liefdevol te zijn voor de mensen die in onze directe nabijheid leven.
En hopen dat vanuit die liefdevolle houding iets groeit en blijft groeien dat het denken van de mensheid op een ander spoor zet. Op het spoor van solidariteit met de zwakste en bewogenheid met de onderdrukte. Daarop moeten we blijven hopen. Hoop is een kwaliteit van de ziel en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt.