Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
De Christus van de Evangeliën vormt de blauwdruk voor de toestand van de menselijke ziel. In de levensloop van Christus ontvouwt zich het mysterie van het geestelijke dat het stoffelijke moet overstijgen om te komen tot een samenleving die goed en rechtvaardig is voor alle leden van die samenleving. De dood van Christus, zijn opstanding en zijn verheerlijking staan model voor het proces van zuivering, verlichting en vereniging met het hogere dat een mens moet ondergaan voordat hij kan zeggen dat hij geestelijk is wedergeboren.
Volledige tekst
Over een kleine drie weken is het Pasen. We kennen het verhaal, het is ons vele keren verteld en in het kerkelijk jaar dat wij met de bekende feestdagen nog wel aanhouden, is dit de de tijd van bezinning op het lijden, sterven en weer opstaan van Christus.
Er zijn zoveel boeken geschreven over dit lijden en sterven en weer opstaan, dat je er een kleine bibliotheek mee zou kunnen vullen. Er zijn talloze schrijvers geweest die hun eigen visie op de betekenis van Pasen en de aanloop daarvan hebben gegeven en veel van die visies zijn interessant, geleerd, historisch zeer verantwoord of gewoon zeer lezenswaardig. Ik heb er in het verleden heel veel over gelezen en het heeft me eerlijk gezegd toen geen steek verder gebracht. De lijdenstijd, de onvermijdelijke aanloop naar Pasen, het is tot enige jaren geleden voor mij een groot mysterie gebleven waar ik niets mee kon.
U kent het oude dogma van de verzoening: Christus heeft plaatsvervangend voor ons geleden, is daaraan gestorven, maar is vervolgens weer opgestaan. Door zijn wederopstanding is al het oude, inclusief de dood, overwonnen en zijn wij definitief verlost. De band tussen God en mens is door hem, door zijn offer, blijvend hersteld. In de Roomse kerk wordt hij hiervoor iedere zondag bedankt door middel van de eucharistie, het Griekse woord voor dankzegging. De kerkgangers worden daarbij uitgenodigd voor de communie, de gelegenheid waarbij de priester een ouweltje aanreikt met de woorden “lichaam van Christus” en (vroeger) ook een slokje miswijn aanbood met de woorden “bloed van Christus”.
Dit dogma leeft niet meer in ons. Voor de meeste vrijzinnige gelovigen is niet voorstelbaar dat het lijden en sterven van Jezus Christus ons leven, de wereld waarin wij leven, zo heeft veranderd dat wij alleen door dit offer nieuwe mensen konden worden die de band met God hebben vernieuwd. De reactie op het lijdensverhaal is bij velen van ons er eerder een van afschuw dan van dankbaarheid. Zelf heb met Goede Vrijdag nooit de associatie gehad dat het “goed” was dat Jezus op deze dag aan het kruis hing en een lichamelijke, gruwelijke foltering onderging waar ik alleen maar met huivering en weerzin aan kan denken. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het christelijke en roomse geloof hierin heel lang niet heb kunnen volgen. Wat is er zo goed en dankbaar aan het lijden van een voorbeeldig mens, ook nog eens de Zoon van God?
In mijn kinderjaren heeft het lijdensverhaal van Christus mij een tijdlang met grote schuldgevoelens opgezadeld. De Meesters en Juffen van de School met de Bijbel hadden me bijgebracht dat Jezus wel aan het kruis genageld moest worden omdat wij zo zondig waren. Dat hij dat allemaal had laten gebeuren omdat hij ons wilde redden van de toorn van God. Ik zat er erg mee in, en ik hoopte een stiekem in mijn hart een beetje dat ik niet bij al die mensen hoorde die zo zondig waren dat hij daarvoor zo akelig moest doodgaan.
Tijdens mijn adolescentie verloor dat dogma over onze verlossing zijn geloofwaardigheid. Dankzij de gelukzalige oppervlakkigheid van de jeugd kon ik er gemakkelijk mee in het reine komen. Als het allemaal al zo was gebeurd, dan was het toch wel zo lang geleden dat je je daarover niet zo druk hoefde te maken. En van die verlossing was ook niet zoveel te merken: voorzover ik dat kon nagaan was iedereen nog even zondig als voordat Jezus aan het kruis stierf en deden we nog steeds alles verkeerd in de ogen van God. Maar iedereen deed dat, dus kon het niet zo erg zijn.
Later, toen ik ouder werd, begon ik er weer over na te denken. En er veel over te lezen. Daarbij bleek dat de betekenis van het lijden en sterven van Jezus niet gefundeerd was op de bijbel, maar op een theologische constructie van een kerkvader, Anselmus, zo rond 1100 na christus. Ook bleek dat er in mythologieën die ouder waren dan de Evangeliën verrassend veel parallellen waren met het lijdensverhaal uit het NT. Het wemelde in al die oude mythen van goden en godenzonen die stierven, twee dagen in een graf of een grot doorbrachten en dan weer opstonden. Wat kon daar de verklaring van zijn? Hoe is het mogelijk dat dit soort verhalen voorkomen sinds onheuglijke tijden in culturen die geen enkel contact met elkaar hebben gehad? Ik kwam tot de conclusie dat de Evangelisten beïnvloed moeten zijn geweest door de mythologieën van de omringende culturen en zij de elementaire ideeënwereld daarvan hebben gebruikt voor het schrijven van hun Evangelie.
Zo langzamerhand is die kennis niet meer beperkt gebleven tot een selecte groep theologen en godsdienstwetenschappers. En in onze kringen zijn er ook niet zoveel meer die de constructie van Anselmus als de enig juiste uitleg van het lijdensverhaal zien. Maar de behoefte aan een uitleg die wel voorstelbaar is en ons wel aanspreekt, is nog onverminderd groot, want de kruisiging van Jezus en de achterliggende betekenis daarvan blijven vragen oproepen omdat de Evangeliën die kruisiging. dood en opstanding van Jezus beschrijven als gebeurtenissen waar niet aan viel te ontkomen en wel moesten plaatsvinden zoals ze hebben plaatsgevonden. Wat zit daaronder, wat kan de verborgen boodschap achter die vertelling zijn?
Tijdens het laatste avondmaal spreekt Jezus enkele woorden die nog eeuwenlang zullen doorklinken. Hij breekt het brood en zegt: ‘dit is mijn lichaam’. Degenen die rooms-katholiek zijn opgevoed kennen dit brood uit de heilige communie. Hun is verteld dat het stukje ouwel, dat in de plaats van het brood is gekomen, werkelijk het lichaam van Christus is, via het magische en onverklaarbare proces van de consecratie door de priester. Van menig katholiek heb ik gehoord dat ze alleen om deze reden al niet op dat ouweltje wilden kauwen omdat dat hun het gevoel gaf dat ze Christus zaten op te eten.
Die opvatting over de heilige communie is niet de onze. Vanuit het protestantisme, waar wij vandaan komen, kunnen we de bijbel onbevangen raadplegen en kunnen wij ons, ongehinderd door de inzichten van de geslachten voor ons, een beeld vormen van wat daar nu eigenlijk staat. In de passage uit Johannes die ik las staat dat Jezus zegt: ‘dit brood is mijn lichaam’. Ik vat dat niet op als een verwijzing naar zijn dode lichaam maar naar zijn aanwezigheid als persoon en dat hij heeft bedoeld dat het brood in mysterieus opzicht net zo is als hij. Hij had al gezegd “ik ben het brood dat leven geeft”. En nadat hij dat brood heeft vergeleken met dat van Mozes zegt hij dat het ware brood bij de Vader vandaan komt. Het is dus geestelijk brood, brood dat de ziel raakt. Gewoon brood ondersteunt het lichaam, maar het brood van Jezus ondersteunt de ziel en de geest. Om je idealen en je visie op het hogere te kunnen ontwikkelen en in stand te houden, moet je jezelf voeden. En het voedsel dat je daarvoor nodig hebt, is Jezus zelf: zijn leer, zijn voorbeeld en zijn uitspraken. Het beeld van de Evangelisten daarvoor is brood.
Brood was voor de antieken een symbool van verbinding tussen mensen. Als mensen bij elkaar waren en zij lieten het brood rondgaan, dan was dat een handeling waarmee je uitdrukking gaf aan je onderlinge saamhorigheid. En aan het gemeenschappelijke, aan het samenzijn in een geest van vriendschap en welwillendheid.
Lukas geeft die symbolische functie van het breken van het brood fraai weer in de passage over de Emmaüsgangers. Het speelt zich af na de opstanding en Jezus voegt zich bij twee wandelaars die op weg zijn naar Emmaüs, een naam die staat voor levensbron of bad. Net als bij de eerdere verschijningen wordt Jezus niet direct herkend. Pas als hij plaatsneemt aan hun tafel en zij het brood breken, wordt hij in de vriendschap tussen hen ontdekt. Lukas schrijft alles altijd zo letterlijk en concreet mogelijk op, maar de strekking is duidelijk: waar mensen in harmonische gemeenschap bijeen zijn, tot uitdrukking gebracht in het breken van het brood, is de geest van Jezus aanwezig en komt de verwerkelijking van een harmonische wereld in zicht.
De verdwijning van Jezus daarna hoort daar bij. Niet zijn fysieke aanwezigheid, maar het delen en eten van het brood roept zijn spirituele aanwezigheid op. Emmaüs staat voor de gemeenschap van mensen die in hun samenzijn de geestelijke Jezus herkennen en beleven en zich daardoor met elkaar verbonden weten.
Het Evangelie is nog steeds belangrijk voor ons omdat het ons inzicht geeft in de problemen waarmee wij worstelen. En omdat het ons de weg naar binnen wijst, de weg naar een hoger bewustzijn. Dat hogere bewustzijn kan ons behoeden voor de gevangenschap van onze achterdocht, heerszucht en ijdelheid. Het zijn de vijanden van onszelf in ons zelf en Jezus zegt ervan: treed ze met begrip tegemoet en ga er met respect mee om. Doe niet alsof deze vijanden niet bestaan of horen te bestaan, want ze leven in je eigen ziel. Als je dat begrijpt, kom je tot een hoger inzicht en ben je rijp voor een leven waarin je vrij en onbevangen kunt werken aan je geestelijke wedergeboorte.
De Christus van de Evangeliën vormt de blauwdruk voor de toestand van de menselijke ziel. In de levensloop van Christus ontvouwt zich het mysterie van het geestelijke dat het stoffelijke moet overstijgen om te komen tot een samenleving die goed en rechtvaardig is voor alle leden van die samenleving. De dood van Christus, zijn opstanding en zijn verheerlijking staan model voor het proces van zuivering, verlichting en vereniging met het hogere dat een mens moet ondergaan voordat hij kan zeggen dat hij geestelijk is wedergeboren.
Dit is in mijn ogen de religieuze lading van het Paasverhaal. Blind als wij zijn voor de weldaad van een geestelijk leven dat in vrijheid naar de wereld kijkt en zich niet laat ketenen in allerlei aardse begrippen van stoffelijke aard, moeten we een crisis doormaken voordat onze ogen opengaan. Religie is het streven naar verbinding met het onzegbaar hogere. Dat hogere is volgens Jezus in ieder mens te vinden. De opstanding en de wederkomst van Christus vinden daarom niet plaats als een historische of toekomstige gebeurtenis ergens hier op aard, maar in het wezen van de mens. En het Paasverhaal zegt: je bent geestelijk dood als je je intuïtie voor het hogere negeert en je je op de materiële dingen concentreert. Niet het zintuiglijke en stoffelijke leven, maar het geestelijke leven is uiteindelijk het verlossende leven.
Wij moeten begrijpen dat het niet de samenleving is die ons moet leiden en verlossen, maar precies het omgekeerde: de mens moet de samenleving leiden en verlossen. Dat kunnen wij doen door kennis te nemen van de inzichten en betekenissen die verborgen zitten onder de oude teksten die ons zijn overgeleverd. Wij mogen dat en wij kunnen dat, geen traditie die het ons verbiedt of voorschrijft om het anders te doen. Laten we dat dan ook doen en blijven doen.