Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Het is de verbeelding die mij brengt tot het navolgen van de de uitspraken van Christus. Want ik verbeeld mij hem en ik voel: dit is de juiste weg, daar moet het heen. Los van alles wat erover hem is geredeneerd en geschreven: je moet je zijn uitspraken ter harte nemen en ontdekken dat dat het is wat je hart je ingaf. Daar gaat het om, voorbij alle geleerdheid en los van alle kennis.
Volledige tekst
Doordat mijn vrouw en ik - eigenlijk vooral mijn vrouw - er altijd voor zorgen dat er vogelvoer in de tuin voorhanden is, hebben we veel bezoek van de gevederde vrienden. Allerlei soorten, groot en klein en mooi en lelijk. Zelf vind ik de meesjes het meest aansprekend. Als zo'n meesje bezig is met een vetbol die op het terras hangt, dan vertedert me dat en dan doet me dat iets. Ik heb één keer meegemaakt dat zo'n in het wild levend meesje op mijn hand ging zitten en ik was daar toen helemaal ondersteboven van. Ik heb het er nogwel eens over als ik een sentimentele bui heb. Het is iets dat ik nauwelijks kan uitleggen, dat ik die vogeltjes zo leuk en ontroerend vind. Het is een ervaring die wat met me doet, maar die ik niet goed onder woorden kan brengen. Terwijl ik eigenlijk helemaal geen verstand van vogeltjes heb. Ik kan maar weinig soorten thuisbrengen en de kunst van vogelaars om aan het geluid te horen welk vogeltje zich ergens verstopt houdt, heb ik nooit onder de knie gekregen. Nee, een ornitholoog is aan mij niet verloren gegaan.
Maar dat is geen drama, want ik vraag me wel eens af of een ornitholoog, een vogelkenner, die vogeltjes ook zo kan ervaren als ik. Een vogelkenner ziet misschien niet eens zoveel vogels in het veld, want hij bestudeert vogels. Hij ziet die vogels anders dan ik. Hij verdeelt ze in soorten en ondersoorten, weet waarschijnlijk alles over het nestel- en paargedrag van vogels en kan je natuurlijk precies vertellen hoe hun spijsvertering werkt. Welke vogel eet wat om welke reden en waarom doet ie dat enz., dat wordt allemaal precies in kaart gebracht. Als ik uit het raam kijk en roep dat mijn meesje er weer is, dan zal hem dat niet zoveel doen, want het is hem uit zijn studies al jaren overbekend dat meesjes bij tijd en wijle nu eenmaal aan vetbolletjes hangen en de reden waarom alleen meesjes dat doen zal hij ook wel weten. Hij weet, ik voel.
Het kwam in me op dat er met geloof en theologie iets soortgelijks aan de hand is. Iemand die religieus is, is op zoek naar ervaring. Een gelovig mens kan door een gesprek met een ander, door een gebeurtenis die hem overkomt of tijdens een wandeling in de natuur een gemoedstoestand ondergaan waarvan hij later soms zegt dat het een religieuze of bijna-religieuze ervaring voor hem was.
Bij een theoloog is dat anders: een theoloog wil aan wetenschap doen. Theologie werd vroeger godgeleerdheid genoemd. Een godgeleerde probeert kennis te verzamelen over God en wat geloven in God is. Daar gebruikt hij zijn denkvermogens voor en via dat denken komt hij tot indelingen van geloofsartikelen, redeneringen over de betekenis van de bijbel en het optreden van Jezus Christus als Gods zoon. Al dat denken en redeneren houdt ervaringen buiten de deur en het is waarschijnlijk de voornaamste oorzaak van de desinteresse van de meeste gelovigen voor theologie.
Veel mensen vinden getheologiseer maar luchtfietserij. Ze vinden dat het nergens over gaat omdat ook theologen geen kennis hebben van wat of wie God is en het dus helemaal geen zin heeft om daar allerlei vermoeiende theorieën over te bedenken. Daar zit wat in, maar als je zes jaar aan de universiteit hebt geploeterd om je doctoraal godgeleerdheid te halen, komt je dat soms toch wel een beetje koud op je dak vallen.
En als praktiserend theoloog, als predikant, kom je al snel tot de enigszins onthutsende conclusie dat je het overal over mag hebben, maar het liefst niet over theologie. Ik kwam dat ook tegen bij sommige collega-voorgangers in onze eigen NPB.
Ik stelde de kennisvraag aan de orde: hoe komen mensen aan kennis van God? Waarop mijn gesprekpartners uitriepen: "Maar dat is theologie. Daar gaan we niet aan doen".
En ik denk dan: als iemand scheikunde of letteren heeft gestudeerd, dan overkomt het hem toch niet dat hij het nooit over zijn vak mag hebben?
Maar theologische beweringen: niemand zit er op te wachten, zeker in deze tijd niet. Theologische boeken worden bijna uitsluitend door andere theologen gelezen. Alleen als een theoloog een boek schrijft waarin hij zegt dat zijn vak nergens op slaat omdat God helemaal niet bestaat, wordt het een bestseller.
Deze toch wel wat droevige stand van zaken heeft de theologie aan zichzelf te wijten. Eeuwenlang draaide de theologie om Godskennis. Dikke delen werden volgeschreven over wie God was en wat hij met ons voorhad. Het moest allemaal van boven komen, anders was het geen godsdienst. Maar het probleem was dat God in alle talen zweeg en bleef zwijgen. Dat was nog wel te overzien zolang overeind bleef dat de bijbel Gods woord zelf is, maar toen later bleek dat de bijbel ook een mensenboek is, geschreven door mensen om verslag te doen van hun ervaringen, viel ook deze bron voor het spreken over God weg.
Het was volkomen duidelijk dat alles over God en zijn werk het product was van de menselijke verbeelding. Maar het heeft eeuwen geduurd voordat theologen de conclusie durfden te trekken dat God van Beneden is en niet van Boven. Het christelijke gebouw dat opgetrokken was uit de elementen zonde en genade, God en het hiernamaals en de verlossing van deze wereld door het offer van zijn eniggeboren Zoon, begon onder de invloed van andere wetenschappen dan de godgeleerdheid te verzakken, de ramen kwamen los te hangen in hun kozijnen en de deuren draaiden steeds moeizamer om hun scharnieren. Minder en minder mensen waren nog bereid om zich 's zondags nog te verzamelen onder het lekkende dak van het christelijke geloofsgebouw en die ontwikkeling duurt nog steeds voort.
Er is in mijn zienswijze maar één theoloog geweest die het inzicht en de moed opbracht om op een totaal nieuwe en creatieve manier naar God en godsdienst te kijken. Zijn naam is Schleiermacher, Friedrich Schleiermacher, en hij leefde van 1768-1834, 18e en 19e eeuw. Schleiermacher begreep dat spreken over God alsof het God is die tot ons spreekt, alsof alles van Boven komt, geen bewandelbare weg is. Kennis van God is niet mogelijk, geloofsuitspraken over hem geven helemaal geen informatie over God, ze vertellen alleen iets over een besef in onszelf.
Als wij zeggen dat God liefde is, dan is dat geen mededeling over een eigenschap van God, maar een uiting van wat het religieuze gevoel in een mens bewerkt. God is bij Schleiermacher van Beneden en hij wisselt van gestalte naarmate de geloofsvoorstellingen van mensen over hem zich wijzigen. In de christelijke kerken - in Schleiermachers tijd - spreekt men over God en Jezus. In andere culturen brengen andere mensen hun religieuze bewustzijn op een andere manier onder woorden, in andere religieuze gemeenschappen en in andere talen. Ik beperk me tot het christendom, want dat is de religie waarvoor ik heb geleerd.
Schleiermacher is bij het publiek niet erg bekend, maar ik vind het niet overdreven om te zeggen dat zijn theologie de basis is voor een volstrekt nieuwe zienswijze op het thema geloof en godsdienst.
Zijn ideeën zijn langzamerhand doorgesijpeld en zijn invloed is op subtiele wijze in onze tijd aanwezig. Schleiermacher was voor de christelijke theologie van zijn tijd wat Newton was voor de natuurkunde en Darwin voor de biologie. Baanbrekend en de wegwijzer voor een voorstelbaar en ervaarbaar geloof dat zich niets aan de wetenschappelijke ontdekkingen van die tijd gelegen hoefde te laten liggen.
Geloven is iets anders dan weten, daar hoef ik niet lang over uit te weiden. Meten, wegen en tellen zoals dat in andere takken van wetenschap gebeurt, leiden uiteindelijk tot het weten van iets. Maar geloven kun je niet meten, wegen of tellen. Het is een kwestie van religiositeit, van een bepaald zelfbewustzijn en je hebt dat of je hebt het niet.
Daar horen voorstellingen bij, geloofsvoorstellingen en die voorstellingen wisselen naarmate van de tijd en de cultuur waarin je leeft.
Wat betekent dit nu allemaal voor ons vrijzinnigen? Liever gezegd: wat vind ik dat dat betekent voor de vrijzinnigheid?
De geloofsvoorstellingen van mensen zijn allemaal verschillend. Als vrijzinnige begeef ik me nooit in een discussie over de waarheid of juistheid van deze voorstellingen. Het is een kenmerk van vrijzinnig geloven: niet de waarheid maar ieders persoonlijke waarheid is het beslissende moment voor geloof,
Ik zelf kan niets anders doen dan vertellen wat het vrijzinnig geloof voor mij als persoon betekent. Want het kenmerk van vrijzinnigheid is: je hoeft nooit te geloven wat een ander gelooft, het is jouw eigen zaak. Dus: daar gaan we dan.
Ik geloof dat ik vanuit mijn eigen menszijn onvoldoende greep heb op alles wat mij overkomt. De wereld waarin ik leef kan ik met mijn verstand zo ongeveer wel begrijpen, maar wat mij in mijn leven overkomt, is wisselvallig en zeker niet voorspelbaar. In mijn leven zijn krachten aan het werk die ik nooit echt zal bevatten en dat is een deel van mijn religie: ik leef mijn leven maar het leven leeft ook mij.
Er is ook zoiets als gevoel en verbeelding. Het vogeltje waarover ik het in het begin had, stelt objectief gezien niets voor. Mijn gevoel bij dat vogeltje, daar kun je je schouders over ophalen: een romantische interpretatie van een misschien toevallige gebeurtenis. Maar voor mij is het een religieus moment, omdat het in ieder opzicht buiten de orde van de dagelijkse gang van zaken was.
God is van verbeelding. We weten niks van God en we kunnen hem alleen maar verbeelden. Onze voorouders hadden die verbeelding al en ze maakten daaromheen een enorm bouwwerk van godsdienst. Ik hoef dat allemaal niet te herhalen, we weten hoe de catechisatie in het verleden was. De verbeelding van ons voorgeslacht hebben wij verlaten, maar de verbeelding dat er nog steeds iets is dat mij te boven gaat en dat ik daaraan schatplichtig ben, is bij mij nog altijd aanwezig.
De Evangelisten maken diepe indruk op me: door de vorm waarin ze de uitspraken van Jezus weergeven, dwingen ze me om mijzelf aan mijzelf uit te leggen: wie ben ik, wat wil ik en hoe vrij ben ik daarin?
Natuurlijk verbeeld ik mij ook dat een andere macht in deze wereld werkzaam is dan de machten die ik kan beschrijven en definiëren. Die macht ken ik niet, maar dat voel ik: dat is mijn religiositeit. Het komt voort uit mijn gevoel en mijn verbeelding. Mijn gevoel stuurt mijn verbeelding aan. Die verbeelding maakt dat ik mij gestuurd weet door iets anders dan cijfers, letters en gewichten.
Het is de verbeelding die mij brengt tot het navolgen van de uitspraken van Christus. Want ik verbeeld mij hem en ik voel: dit is de juiste weg, daar moet het heen. Los van alles wat erover hem is geredeneerd en geschreven: je moet je zijn uitspraken er harte nemen en ontdekken dat dat het is wat je hart je ingaf. Daar gaat het om, voorbij alle geleerdheid en los van alle kennis.