Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Uit alle regelingen en wetten die wij hebben blijkt dat ook het mensbeeld van de regelgevers er ten onrechte vanuit gaat dat wij in de grond niet deugen. Uitkeringsgerechtigden worden aan allerlei controles onderworpen om eventuele fraude tegen te gaan.
We hebben in dit opzicht de lessen van het Evangelie nog steeds niet begrepen. In de ogen van de hoofdpersoon van het Evangelie, Jezus van Nazareth, bestaan er geen kwaadwillige mensen die je met wetten en straffen tot de orde moet roepen. In zijn ogen zijn de mensen geen zondaars, maar verlorenen en verdwaalden die moeten worden bevrijd van hun besef van schuld en boete, die hun angsten moeten overwinnen en vertrouwen krijgen doordat zij vertrouwen geven
Overdenking
“Hij kan liegen alsof het gedrukt staat”. Het is een bekende uitdrukking en de verwijzing naar wat gedrukt staat stamt waarschijnlijk uit de middeleeuwen. In die tijd had men grote eerbied voor wat er in een boek stond. Als iets gedrukt was, dan kon dat niet meer veranderd worden en was dat in zekere zin onaantastbaar.
Die eerbied voor wat gedrukt is, hebben wij al lang niet meer. Je kunt lang niet alles geloven wat in de krant staat en met de komst van de digitale wereld is de onbetrouwbaarheid van het nieuws alleen maar groter geworden. Nepnieuws, alles wat op de zogenaamde social media verkondigd wordt, het meeste moet je met een korreltje zout nemen. Daar komt bij dat al dit nieuws ook nog negatief is geïnspireerd: alleen wat afwijkt van het normale, van wat wij als slecht zien, komt in het nieuws, want goed nieuws is geen goed nieuws. Dit brengt de schrijver van het boek “De meeste mensen deugen”, Rutger Bregman, tot de overtuiging dat het nieuws funest is voor de vorming van ons mensbeeld.
Eerst iets over het boek. In het boek wordt betoogd dat het sombere mensbeeld dat wij hebben – de mens is in wezen verdorven en niet tot iets goeds in staat – nergens op slaat. Mensen zijn juist vriendelijke wezens die in principe het beste met elkaar voor hebben. Het boek heeft veel opzien gebaard en is op dit moment vaak onderwerp van gesprek. Want dat de mens goed is en om een andere mens geeft, dat hadden we nog niet zo vaak gehoord.
Ik heb het boek gelezen en het was lezenswaardig. Maar ik heb wel wat kanttekeningen bij de stellingen in dit boek. Bregman ziet het nieuws dat dagelijks over ons wordt uitgestort als een drug. Een drug die onze mentale gezondheid schaadt, want het nieuws geeft altijd de sombere kant van de dingen weer. Nieuws gaat over de uitzonderingen op wat normaal is en gaat daarom over aanslagen, geweld, rampen en wantoestanden in grote organisaties. Bregman verbaast zich over het sombere mensbeeld dat wij erop na houden en hij ziet het nieuws als een van de belangrijkste oorzaken daarvan. Maar is dit wel zo?
Dat de mens een egoïstisch wezen is en niet geneigd tot enig goed, is een veronderstelling die je ook eeuwen geleden al tegenkwam. Grote denkers als Augustinus, een kerkvader in de vierde eeuw na Christus, Griekse filosofen uit een ver verleden, protestantse hervormers als Luther en Calvijn, zij gaan ervan uit dat we verdorven mensen zijn, zondaars die alleen maar kunnen hopen op de genade van God via de bemiddeling van Jezus Christus. Kijk maar in de catechismus van de Rooms-katholieke kerk en de Heidelbergse catechismus van de protestantse kerken.
Maar in die tijden waren er geen nieuwsbronnen als kranten en boeken. De mensen van toen waren aangewezen op wat men in kleine kring van elkaar vernam. Dat het nieuws in onze tijd de belangrijkste bron is van ons duistere mensbeeld, kan dus niet helemaal waar zijn. Dat wij naar onze aard slecht zijn, is een gedachte uit de godsdienst. Het traditionele christendom heeft eeuwenlang betoogd dat wij zo slecht zijn dat wij gered moeten worden voor het hiernamaals. Daarvoor moesten wij verzoend worden met God door de kruisdood van Christus. We zijn vertrouwd met deze theologie, ik hoef daar nu niet bij stil te staan.
Met de komst van de landbouw zou deze godsdienst zijn ontstaan. Noah Harari in zijn boek “Homo Sapiens” gaat terug tot de prehistorie.
In die prehistorie zouden de mensen in kleine groepen van jagers en verzamelaars rondzwerven en geen goden kennen waarvan zij zich afhankelijk voelden. Zij hadden eerbied voor hun natuurgoden en hadden er geen behoefte aan om regels te stellen voor de omgang van de groepsleden met elkaar. Hun eten was gevarieerd waardoor ze gezond waren en ziekte en vroegtijdige sterfte nauwelijks voorkwamen.
Dit werd anders door de uitvinding van de landbouw. Door te zaaien en te oogsten konden mensen op een plek blijven en hoefden ze niet meer rond te zwerven. Maar het voedselaanbod van de landbouw was eenzijdig, de hygiëne was niet op orde en de steeds groter wordende groepen kregen te kampen met ziekte, hongersnood en onderlinge twisten. Voor het welslagen van de oogst en het uitblijven van ziekte baden zij tot hun goden, later tot die enige God, om ze te sparen voor alle rampen die hun konden overkomen.
Het boek “De meeste mensen deugen” leunt heel sterk op deze theorie van Harari over alle ellende die de uitvinding van de landbouw met zich meebracht en de bijna idyllische weergave van het leven van jagers en verzamelaars. Maar er zijn nauwelijks bronnen waaruit we kunnen opmaken hoe het leven van die jagers er in de prehistorie heeft uitgezien. We moeten het doen met grotschilderingen en een aantal archeologische vondsten en die geven weinig informatie. Feiten zijn er niet of nauwelijks, het is een theorie. En je kunt je afvragen waarom die kleine groepen van jagers en verzamelaars, als hun leven zo op orde en harmonisch was, dan toch gekozen hebben voor een verblijf op een vaste plek met landbouw. Vooral niet als je bedenkt dat ook in landbouwers het jachtinstinct nog lang niet dood is. In een land als Frankrijk heeft vrijwel iedere boer een geweer in de kast staan om mee te jagen. Als je daar een boswandeling maakt, kom je altijd wel bordjes tegen met de tekst “chasse réservé”, jachtgebied.
Volgens de geschiedkundigen gingen wij zo’n tienduizend jaar geleden samenwonen op een vaste plek en bracht dat de noodzaak van regels om de orde te bewaren, aanvankelijk in de vorm van godsdienst, later in de vorm van wetten en decreten van leiders. En daar komt de tekst van Samuel om de hoek kijken. Het is een passage die een allesbehalve vrolijk beeld schetst van wat de komst van een koning zal betekenen voor het volk. En als je de latere ontwikkelingen ziet, de absolute macht die keizers en vorsten uitoefenden vanaf antieke tijden en in de middeleeuwen tot aan de Verlichting, dan getuigden de uitspraken van Samuel van een zeer vooruitziende blik.
De bijbel is niet vriendelijk voor machthebbers. Zowel in het Oude als het Nieuwe Testament wordt herhaaldelijk de staf gebroken over machthebbers. Zij hebben geen principes, geen moraal, geen eerbied voor het leven en voor hen geldt alleen: het doel heiligt de middelen. In het OT twisten de profeten voortdurend met hun koningen, in gelijkenissen in het NT zijn het de hogepriesters en farizeeërs die macht over het volk uitoefenen en door Jezus worden gehekeld als onwaarachtig en belust op eigen aanzien. Machthebbers hebben er ook belang bij dat we er een somber mensbeeld op na houden. Want als wij slecht zijn en niet tot het goede geneigd, moeten wij geleid worden en moeten onze gangen worden nagegaan om ons bij de les te houden. Machthebbers zien zichzelf als noodzakelijk, maar hun onderdanen zien dat niet altijd zo. De machtigen der aarde zijn niet zo geliefd als zij zelf denken.
In Il principe, de Prins, het beroemde boek van Machiavelli, geschreven in de zestiende eeuw, wordt betoogd dat iemand, als hij de macht wil grijpen, schaamteloos moet kunnen liegen of bedriegen. Psychologen en sociologen vallen Machiavelli hierin bij. Studie na studie wijst uit dat een volk eerst een vriendelijke of gedreven idealist als leider kiest en daarna, als dei leiders eenmaal zijn gekozen, de macht hen naar het hoofd stijgt. Macht corrumpeert en absolute macht corrumpeert absoluut, het is een bekende uitspraak die door iedereen behalve door de machthebbers zelf wordt onderschreven.
De machtigen der aarde weten tal van redenen te verzinnen om hun bevoorrechte posities te kunnen behouden. Ze laten het volk en hun volksgenoten geloven dat het zonder hun uitzonderlijke gaven en talenten niet mogelijk is om het anders te doen. We kennen het verhaal van de bankiers en de managers die torenhoge salarissen moeten verdienen omdat hun functies alleen door mensen met hun uitzonderlijk talent kunnen worden vervuld. Het is een mythe waarin alleen die bankiers en managers geloven, want wie er een beetje nuchter naar kijkt weet echt wel dat je geen dat je geen genie hoeft te zijn om geld te lenen en datzelfde geld dan weer tegen een iets hogere rente uit te lenen. Of om regels te bedenken waaraan ondergeschikten in een organisatie zich moeten houden
We zijn vertrouwd met de wantoestanden die een dictator als Mugabe in Zimbwabwe heeft gecreëerd. De val van Ceaucescu in Roemenië was het onafwendbare gevolg van zijn tirannieke bewind. Op dit moment zit de wereld opgescheept met narcisten als Trump, Poetin en Erdogan. Je kunt de lijst uitbreiden met de heersers in Brazilië, Maleisië, Noord-Korea, China, enfin, iedere dag kom je ze tegen in het nieuws en dat is geen nepnieuws.
Deze uitwassen van heerschappij kennen we in ons eigen land niet. Onze ministers en volksvertegenwoordigers zijn voor het merendeel fatsoenlijke mensen die niet verblind zijn door de macht en erop kunnen rekenen dat zij direct op de vingers getikt worden als zij hun boekje te buiten gaan.
Maar uit alle regelingen en wetten die wij hebben blijkt dat ook het mensbeeld van de regelgevers er ten onrechte vanuit gaat dat wij in de grond niet deugen. Uitkeringsgerechtigden worden aan allerlei controles onderworpen om eventuele fraude tegen te gaan. Wie het ongeluk heeft dat hij een zeldzame ziekte oploopt, moet maar zien dat hij zijn zorgverzekeraar ervan overtuigt dat zijn dure medicijnen moeten worden vergoed. In talloze regels wordt gewaakt tegen misbruik en de goedwillende burger gaat eronder gebukt. Terwijl het aantal dat werkelijk van kwade wil is, een fractie is van het geheel en het eigenlijk absurd is om voor zo’n klein aantal regels te maken waaronder iedereen moet zuchten.
We hebben in dit opzicht de lessen van het Evangelie nog steeds niet begrepen. In de ogen van de hoofdpersoon van het Evangelie, Jezus van Nazareth, bestaan er geen kwaadwillige mensen die je met wetten en straffen tot de orde moet roepen. In zijn ogen zijn de mensen geen zondaars, maar verlorenen en verdwaalden die moeten worden bevrijd van hun besef van schuld en boete, die hun angsten moeten overwinnen en vertrouwen krijgen doordat zij vertrouwen geven. Onze waan van de dag is argwaan. Dat, zo lezen wij door het filter van Jezus, is niet de weg. De weg naar een leven zonder angst en bedreiging begrijpt en vergeeft en neemt de vergissingen daarin op de koop toe. Ofwel in één zin: wantrouw ons niet want wij zijn goede mensen die ten gronde het beste voor hebben met onze medemensen.