Walkartgemeenschap Zeist, Kerkweg 19-23, 3701 Zeist
Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Het verhaal van Pinksteren wil ons vertellen dat allen die daar aanwezig waren in een bovenzaal in Jeruzalem, verschillend als zij waren, iets zagen, iets voelden, iets begrepen van een kracht die mensen samenbindt. Over hun verschillen heen zagen zij hetzelfde, over de grenzen heen, en zij getuigden daarvan.
Pinksteroverdenking
Pinksteren is het laatste grote feest van het christelijke kerkelijk jaar. Als het goed is, is het mooi weer en is het een heldere dag. We spreken van pinksterdag in tegenstelling tot kerstnacht en paasmorgen. Tussen Pinksteren en andere vaak heidense seizoensfeesten bestaat overigens wel een verbinding, net als in de dagen rond kerst en Pasen. Pinksteren valt tussen 10 mei en 13 juni en raakte daarom verweven met allerlei folkloristisch gebruik van de meimaand, bloeimaand.
Ik herinner me nog het Luilak. Op de zaterdag voor Pinksteren gingen kinderen in alle vroegte met veel lawaai langs de huizen. Het had minder te maken met het wakker maken van de mensen voor de geest van Pinkster dan met een oeroud ritueel om de geesten van de winter te verdrijven. Ik vraag me af of dit volksgebruik hier en daar nog in ere wordt gehouden. Ik lees er in ieder geval nooit iets over.
In de joodse traditie viel Pinksteren aanvankelijk samen met het wekenfeest, de dag waarop de eerstelingen van de oogst naar de tempel werden gebracht. In de christelijke dogmatiek is Pinksteren het feest van de uitstorting van de Heilige Geest, maar wat je daar nu precies onder moet verstaan, blijft in die dogmatiek toch wel onduidelijk. Volgens de klassiek christelijke theologie is de Heilige Geest niet de gewone geest die wij voor ogen hebben als wij het over de geest hebben, maar wat die Heilige Geest dan zo anders maakt dat is mij nooit op een voor mij voorstelbare manier uitgelegd.
Lucas plaatst het verhaal van Pinksteren in het kader van het joodse wekenfeest. Zeven weken na het Pascha wordt dit feest gevierd. Volgens het OT werden op die dag de eerstelingen van de oogst naar de tempel gebracht. Later, na de verwoesting van de tempel, kreeg het feest een andere invulling. Het werd verbonden met het verhaal waarin verteld wordt dat Mozes op de berg Sinaȉ de Thora ontving.
Maar intussen weten we nog steeds niet wat we ons nu eigenlijk moeten voorstellen bij de Heilige Geest. Bij het pinksterfeest vieren we dus de komst van een fenomeen waar we niets van weten en waar we ook niets van begrijpen. De HG heeft geen gedaante, geeft geen sporen van zijn bestaan en bestaat ook niet in onze verbeelding, want het verbeelden van de HG is een onderneming die bij gebrek aan voorstelbare aanknopingspunten tot mislukken gedoemd is. Bij Lukas gebeurt er wel iets, er is sprake van stormgeloei, vuurvlammen en spreken in vreemde talen, maar de HG zelf blijft een onbekende grootheid, die zelf nooit aan het woord komt en onzichtbaar blijft. Gezien onze onwetendheid op dit punt zou ik ervoor willen pleiten om de HG te schrappen uit het dogma van de drieënheid van God.
De trinitas van de oude kerkvaders heeft sowieso al niet veel
overtuigingskracht meer, want wij geloven niet in Jezus als de Zoon van God de Vader en waar het God zelf betreft, spreken wij ook al lang niet meer over hem als een persoon. Hooguit zien wij God als een woord voor de kracht die verantwoordelijk is voor de schepping, het geheim dat ten grondslag ligt aan het ontstaan van alle leven op deze aarde.
Dat de HG voor ons een raadsel blijft, verhindert ons echter niet om heel vaak en soms uit ten treure, te redeneren over de geest. We hebben het over de geest van het Westen, de geest van het Oosten, de geest van onze cultuur, de geest van het verleden en over de tijdgeest. We spreken erover dat ons vastgelopen land, ons vastgelopen Europa, de vastgelopen wereld een nieuwe geest nodig hebben. Nu triomferen geld, macht, materialisme en winstbejag.
Maar wat we in de toekomst nodig hebben is kennis, liefde en eerbied voor de schepping, een andere geest dus dan waarmee we zijn vertrouwd.
Door er zo over te praten komen we er gaandeweg achter wat geest is: een aandrijvende, tot daden aansporende en inspirerende kracht. Een andere betekenis van de geest is het onstoffelijke in de mens en het denk - of voorstellingsvermogen. En de geest is ook het geheel van meningen en denkwijzen waardoor personen, richtingen en perioden zich onderscheiden.
De bezielende krachten die wij ontwikkelen schrijven we toe aan de werking van de geest. En als die bezielende krachten ontbreken, als de vernieuwing uitblijft vrezen wij voor het voortbestaan van onze beschaving, voor de komst van een catastrofe in de vorm van natuurrampen door klimaat veranderingen of door oorlogen op wereldschaal.
In zo'n tijd leven wij nu. We schrijven de stuurloosheid die wij in ons bestaan soms ervaren toe aan het ontbreken van geest, maar eigenlijk is het tegendeel waar, want in deze barre tijden is er geen gebrek aan geest, er is juist een overvloed aan geest. Maar het is een geest die opborrelt uit troebele bronnen. Het is de geest van de onverschilligheid en vervlakking die er de oorzaak van is dat een derde deel van de mensheid niet genoeg te eten heeft, de geest die geen rekening houdt met wat er ten diepste in ons hart leeft, maar zich richt op machtsdenken, op argwaan en wantrouwen. De geest die bevreesd is voor het verlies van bezit en macht en geen antwoorden heeft op de leegte van onze ziel.
Is dat nu de bedoeling van het pinksterfeest, om alles in zo'n somber perspectief te zien? Er gebeuren toch ook heel veel goede dingen die het nieuws niet halen, moeten wij dat dan maar veronachtzamen en ons opsluiten in negatieve gedachten en gevoelens? Nee, dat moeten wij niet.
Het pinksterverhaal van Lukas vertelt over een sterke windvlaag, over vlammen boven hoofden en over het spreken van vreemde talen en het zijn beelden die duidelijk moeten maken dat de mensen een wonderlijke invloed van het goddelijke ondergingen. Maar het verhaal vertelt ook nog iets anders, namelijk over de eenheid, beter gezegd het verlangen naar eenheid dat onder de aanwezigen ontstond.
En die eenheid was er een kort moment. Een eenheid die geen onderscheid maakt tussen arm en rijk, tussen geleerd en ongeschoold, tussen gekleurd en blank, die niet let op standsverschillen. Alle Menschen werden Brűder. Aanzienlijken die hun voorouders tot in de middeleeuwen kunnen benoemen, industriëlen die over het wel en wee van duizenden beslissen, geleerden van wier arbeid de overdracht van het cultuurbezit afhankelijk is, vrije boeren en zich met de grootste moeite handhavende middenstanders, simpele lieden die zelf nauwelijks weten dat zij leven, tussen hen allen is er eenheid en allen nemen zij deel aan het feest van Pinksteren. Dat is ook het verhaal van Lukas, het verhaal van de doorbreking van de verschillen, van het vaarwel zeggen aan de rassen verscheidenheid, van het opheffen van de nationale grenzen en van de klassetegenstellingen en de komst van eensgezindheid van tussen uiteenlopende beschavingen.
Het verhaal wil ons vertellen dat allen die daar aanwezig waren in een bovenzaal in Jeruzalem, verschillend als zij waren, iets zagen, iets voelden, iets begrepen van een kracht die mensen samenbindt. Over hun verschillen heen zagen zij hetzelfde, over de grenzen heen, en zij getuigden daarvan.
Er zijn altijd mensen geweest en wellicht zijn ze er nog, die iets zien wat anderen niet zien. Mensen die iets horen wat anderen niet horen, mensen die een taal horen die die iedereen verstaat.
De taal van de bezieling, de taal van de spontaniteit, van de creativiteit; de taal van liefde en saamhorigheid, de taal van de spiritualiteit.
Je komt soms mensen tegen die beweren dat er maar één taal is waar je alle grenzen mee kunt overschrijden en dat is dan volgens die mensen de taal van het geld en daarmee ook de taal van de macht. Voor hen geldt niet dat kennis macht is, maar geld. Het is veelal de taal van onze tijd, een taal die misschien wel deuren opent, maar geen eenheid schept. Het is een taal die mensen van elkaar scheidt en dus niets met Pinksteren te maken heeft. Want Pinksteren gaat over het enthousiasme van mensen die ontdekken dat zij iets gemeenschappelijk hebben. Misverstanden worden opgelost, spraakverwarringen worden teniet gedaan, scheidsmuren geslecht.
Het vraagt moed en volharding om in deze tijden van cynisme en de teloorgang van de grote verhalen en visioenen van een betere wereld het enthousiasme van Pinksteren vast te blijven houden. Skepsis en cynisme zijn er overigens altijd geweest; ook in het pinksterverhaal zijn er buitenstaanders die vinden dat de mensen daarbinnen misschien te diep in het glaasje hebben gekeken. Die buitenstaanders lijken veel op de mensen van nu die vreemd aankijken tegen
degenen die nog naar de kerk gaan of zich aansluiten bij een geloofsgemeenschap. Wie een religieus leven leidt of wil leiden, wordt maar al te vaak gezien als iemand die zijn tijd beter zou kunnen gebruiken.
Ons leven bestaat uit fragmenten, die met elkaar een geheel vormen. Een stuk scholing, een stuk opvoeding, stukken voorspoed en tegenslag, stukken vreugde en verdriet. Ze hebben allemaal hun eigen plaats. Ook de wereld is verdeeld in stukken en grenzen, volken en culturen. Met Pinksteren worden wij eraan herinnerd dat wij niet alleen die fragmenten moeten zien, maar het geheel waartoe al die fragmenten behoren. Dat is eenheid in verscheidenheid. Het is allemaal ver van de werkelijkheid van nu. Pinksteren schetst een utopie en het kost veel geestkracht en volharding om in die utopie te blijven geloven.
Wat de HG is, dat weten we ook na deze lange uiteenzetting van mijn kant nog steeds niet. Maar we kunnen ons wel voorstellen wat de mogelijke vruchten van de geest zijn. Willem Barnard heeft er een mooi lied over geschreven dat in de liedboek uitgave van 1973/87 te vinden is. In termen van een oogstfeest, Pinksteren is in de joodse traditie ooit zo begonnen, komen de gelovigen naar het feest om aan de schepper de eerste vruchten van de oogst te wijden.
Willem Barnards lied, dat begint met de vraag Wat zijn de goede vruchten, die groeien aan de Geest? beantwoordt die vraag in het spoor van de brief aan de Galaten van Paulus: het zijn
De liefde en de vreugde,
de vrede allermeest,
geduld om te verdragen
en goedertierenheid,
geloof om veel te vragen,
te vragen honderduit.
Deze woorden geven een beeld van het leven zoals het bedoeld moet zijn. Alleen zij die hun zelfverzekerde leventje durven prijsgeven, zullen dat leven vinden, zo vervolgt het lied.
Wie zich laat helpen uit de droom, die vindt de boom des levens, dan rijpt hij in de lente tot hij vruchten dragen zal.
Eigenlijk is de boodschap van dit lied nog steeds verrassend actueel. Wie het oude leven met de oude denkwijzen durft om te gooien en op weg durft te gaan naar het leven zo als het is bedoeld, die mag hopen dat dat leven zal rijpen totdat het eens vruchten dragen zal.