Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
In het levenslot dat ons ten deel valt worden we voortdurend heen en weer geslingerd tussen verzet tegen dat lot of de overgave daaraan. Als wij ons bij die keuze laten leiden door angst ontnemen we de liefde de kans om door te dringen in ons leven en kunnen wij niet liefdevol binnentreden in het leven van de ander.
Volledige tekst
De passage uit Openbaringen is een bijbelse verbeelding van een utopische wereld. Geen traan zal er meer zijn, rouw, jammer en pijn zullen niet meer voorkomen. Een nieuwe wereld, de dingen van vroeger zijn voorgoed voorbij. God daalt uit de hemel neer om hier een nieuw volk te scheppen dat geen kwaad of verdriet meer kent.
We weten dat dit visioen voorlopig niet meer is dan een droom. Zolang God niet uit de hemel is neergedaald leven wij hier nog op straat. Daar is God natuurlijk ook, dus beginnen we maar met het leven hier op straat waar de droom nog niet is uitgekomen.
Onze menselijke instellingen zijn nog erg onvolkomen en gebrekkig. Idealisten die hier iets aan willen veranderen, zien we vaak als naïef, niet van deze wereld, geen oog voor de realiteit, het zijn fantasten die een onvervulbare droom najagen. Don Quichotterie, zo noemen we de activiteiten van die idealisten ook wel eens. De onsterfelijke anti-held van Cervantes vocht tegen windmolens en mensen die de bestaande orde niet kunnen aanvaarden, doen in onze ogen vaak hetzelfde. Mij is op school geleerd dat Cervante’s verhaal over Don Quichot de in zijn tijd zo populaire ridderroman belachelijk maakt. Don Quichot is ook een lachwekkende figuur. Alles is even houterig aan hem: zijn magere en benige lichaam, zijn ongecontroleerde bewegingen, zijn helm die in werkelijkheid een gedeukte scheerkom is en zijn uitgemergelde paard Rossinante. Zijn schildknaap is een boerenknecht, Sancho Panza en net als zijn meester niet zo bar goed bij zijn verstand. In de tijd van Cervantes, de zeventiende eeuw, wekten geestelijk onvolwaardige mensen de lachlust op. En de droevige hoofdfiguur die de man van La Mancha is, doet dat van het begin tot het eind. Het verhaal van de windmolens is uitentreuren verteld en doorverteld. Don Quichot ziet de windmolens aan voor reuzen en hij gaat de strijd met ze aan. De wieken ziet hij aan voor de armen van de reuzen en als hij een tik van de wieken krijgt, stort hij ontredderd ter aarde en denkt hij nog dat hier toverij in het spel is. Boze magie zou de reuzen hebben veranderd in windmolens.
Zo bezien lijkt het hier alleen maar te gaan om vermaak, stof voor kinderboeken en musicals. Maar achter de luchthartigheid van het boek, waardoor de schrijver buiten schot van de censuur bleef, zit nog iets anders. Er zit een ondertoon van kritiek in op het Spanje van Cervantes in die tijd. De Spaanse machthebbers probeerden het middeleeuwse gezag van de koning en de kerk in stand te houden en moesten niets hebben van de ideeën van de protestantse reformatie, die zich bezighielden met de ontdekking van de individuele mens en het vrije onderzoek naar de kern der dingen. Het is nog maar de vraag wie hier belachelijk worden gemaakt: de dolende ridder met zijn boerenknecht of de heersers van die tijd, het Spaanse hof en de inquisiteurs van de kerk. En achter het verhaal van de windmolens zit ook de symboliek van het technisch vernuft dat de mens de baas kan worden. De molens zijn staaltjes van wetenschap en techniek, waarmee de mens zijn wereld kan beheersen. Maar voor je het weet zijn die machines reuzen geworden die hun makers uit het zadel werpen.
Als je er zo naar kijkt, dan is Don Quichot geen dwaas die hersenschimmen najaagt, maar een bevlogen idealist die geen vrede kon hebben met de bestaande toestand en zijn droom van een andere en betere wereld bleef volhouden, hoe vaak hij ook in het zand beet. Het doet denken aan de joodse profeten die een visioen van een rechtvaardige wereld voor ogen hadden en steeds de staf braken over het onrecht in hun wereld. Net als Don Quichot werden zij door het lot waaraan zij waren onderworpen heen en weer geslingerd tussen aanvaarding van dat lot en het verzet daartegen.
In het persoonlijke vlak kom ik dat ook vaak tegen: mensen die moeten kiezen voor verzet tegen of overgave aan het lot dat ze heeft getroffen. Juist in deze donkere dagen hoor ik vaak dat deze tijd zo moeilijk voor hen is. Ze treuren om de geliefde die ze hebben verloren, de echtscheiding die ze is overkomen of het spook van de armoede dat ze achterna zit. Ze hebben moeten accepteren dat dit het lot is dat ze ten deel is gevallen, maar die aanvaarding is er lang niet altijd. Ze verzetten zich ertegen door de vraag te stellen: waarom overkomt mij dit? Waarom ik? Waar heb ik dit aan verdiend? Meestal hebben ze het gevoel dat ze controle over hun leven hebben verloren. Ze zijn gauw van streek, vaak zo maar moe, niet echt voor rede vatbaar, vage lichamelijke klachten en tot weinig in staat. Wat de ene dag een goed antwoord leek, leidt de volgende dag weer tot niets.
Eigenlijk is je probleem dat je iets wilt sturen en controleren dat niet te sturen valt. Je merkt dat je verzet tegen je lot je niet verder helpt, maar je kan het besluit niet nemen om je over te geven, Overgave, dat associeer je vaak onbewust met opgeven, de strijd niet meer aangaan. Maar overgave is in werkelijkheid iets heel anders. Overgave is “ja” zeggen tegen de situatie waarin je bevindt, hoe zwaar of lastig die ook is. Het is het opgeven van je weerstand tegen de realiteit. Het wil niet zeggen dat je passief wordt of je terugtrekt uit het gewone leven. Het wil alleen maar zeggen dat je meegeeft met de werkelijkheid en het idee dat je eigen leven kunt sturen en controleren, loslaat. Vaak is er een crisis in een mensenleven voor nodig om dat te ontdekken.
Gemakkelijk is het niet, want het werkt niet als een kunstje dat je even in de greep moet krijgen. Je kunt niet tegen jezelf zeggen: ik accepteer dat ik ernstig ziek ben en dan zal ik me wel beter voelen. Je kunt ook niet zeggen: ik geef me over aan mijn verdriet, en dan zal het wel sneller overgaan. Het werkt niet als een spelletje met jezelf waar je een beloning voor krijgt. Waar het om gaat is dat je je realiseert dat het leven nou eenmaal niet in alle opzichten beheersbaar is. En dat “jouw leven” eigenlijk niets anders is dan het verhaal dat in je hoofd zit. Het lot, het leven staat buiten dat verhaal en trekt zich daar niets van aan. En als je daartegen, tegen het leven zelf, blijft vechten, raak je uitgeput.
Intussen zit ons denken ons vaak in de weg. Want weerstand bieden, in verzet gaan, dat heeft ook iets aantrekkelijks voor onszelf. Je kunt je op die manier verstoppen voor het leven. Je kunt dan bij voorbeeld kiezen voor de slachtofferrol. Daarmee geef je jezelf een identiteit. Je kunt ook kiezen voor het kluizenaarschap. Je trekt je terug en je doet letterlijk niet meer mee. Het zijn trucjes waarmee je je onzekerheid over jezelf kunt maskeren. Wat zich in je geest beweegt, dat speelt je parten. Maar je geest is van nature niet angstig of trots of opstandig. Je geest is als water. En water kan kokend heet zijn of bevroren, maar dat is het niet uit zichzelf. Iets moet het water verhitten of afkoelen voordat het heet is of ijs geworden is. Jij doet iets met je geest, maar je bent je geest zelf niet. Het Latijnse woord persona waar ons woord persoonlijkheid vandaan komt, heeft letterlijk de betekenis van een masker dat je voor je gezicht doet. En je persoonlijkheid kan zo’n masker zijn dat gebouwd is op wat je je geest hebt ingegeven.
In het visioen van Johannes dat ik heb voorgelezen, is de spanning tussen verzet en overgave er niet meer. De mensen leven in het nieuwe Jeruzalem en dat is een stad waarin verzet niet meer nodig is, want God zelf heeft zijn tenten in die stad staan.
Het is een droombeeld dat doet denken aan dat moeilijke begrip het Koninkrijk des Hemels van het Evangelie. In het levensverhaal van Jezus, zoals dat in het Evangelie wordt verteld, weerspiegelt zich de voortdurende spanning tussen verzet en overgave. Jezus komt in verzet tegen het establishment van zijn tijd, de priesters en de heersende klasse. Daarnaast geeft hij zich over aan de God die hij zijn Vader noemt. Die Vader staat voor de macht die ons overstijgt en die de grondslag is van alle leven hier op deze wereld. Oog in oog met die macht aanvaardt Jezus waar die macht, die je kunt zien als het leven, hem brengt en hij aanvaardt het. En doordat zo voor te leven, bracht hij een tot die tijd onbekende factor in ons bestaan, de factor van de liefde.
De mensen in zijn tijd en ook de mensen van onze tijd, hebben de neiging om cirkels om zich heen te trekken. Wat binnen die cirkel is, dingen als macht, talent, onze manier van omgaan met de ander, dat beschouwen wij als ons eigen domein, het gebied dat wij met onze geest vullen en beheersen. Maar als iedereen cirkels om zich heen trekt, dan moet er iets zijn dat die cirkels doorbreekt en met elkaar verbindt. Dat inbreken in elkaars cirkel en verbinding maken, dat kan alleen door de liefde. Het is de liefde die maakt dat we het idee kunnen loslaten dat iets zo zou moeten zijn als wij het ons hadden voorgesteld. De liefde toelaten in ons leven, het klinkt ogenschijnlijk zo gemakkelijk, maar er zijn allerlei reden waarom we onszelf die liefde soms ontzeggen. Je komt mensen tegen die in het verleden door een geliefde gekwetst zijn en ze reageren daar dan op door zich voortaan af te sluiten als een soort bescherming om weer gekwetst te worden. Anderen denken dat ze eigenlijk niet goed genoeg zijn en durven er daarom niet in te geloven dat ze geliefd kunnen zijn. Het zijn voorbeelden van angst die weg naar de liefde verspert. Maar het gaat erom dat we ja durven te zeggen tegen het leven dat ons toevalt en niet blijven hangen in een bestaan dat alleen maar in onze gedachten aanwezig is. Dat we beseffen dat daar het antwoord niet te vinden is, maar het antwoord zich moet vormen in de overgave aan het leven die de grond is waarop de liefde zich kan ontplooien.
In het Evangelie is de Christus de drager van de liefde die het keurslijf van de angst voor het bestaan van ons af wil gooien. Het Evangelie vertelt ons dat de kracht van de liefde alles kan bewerkstelligen, ook wanneer de situatie waarin we ons bevinden niet duidelijk voor ons is. Om een begin te maken met het openen van ons hart voor de liefde is het nodig om je eigen angst te herkennen en tot het inzicht te komen dat die angst de cirkel om je heen gesloten houdt.
Ik begon dit verhaal een beetje anekdotisch over de man van La Mancha. De dwaze ridder die in verzet kwam en uiteindelijk moest kiezen voor de overgave aan het lot. Het verhaal slaat op ons. Wij leven voortdurend tussen verzet en overgave in en wij moeten steeds kiezen voor een van die twee. In die keuze leidt angst ons vaak op de verkeerde weg, waardoor wij van de liefde verstoken blijven. Laat het niet gebeuren. Laat de liefde toe en breng die in het geweer als je de cirkel van de ander binnentreedt. Zodat je die ander ook jouw cirkel kan doorbreken en de angst die de cirkel in standhoudt, zich oplost in de liefde.