 
            
             
                        
            Walkartgemeenschap Zeist, Kerkweg 19-23, 3701 Zeist
.png) 
	                             
		                                Overdenking door Joke Werner
Inleiding op het thema
Het thema van vanmorgen is: Stemmen, stemmen, stemmen. De titel verwijst - zo lijkt het - naar de verkiezingen. Er wordt echter meer mee bedoeld, want stemmen, stemmen, stemmen horen we dagelijks, ook zonder verkiezingen. We horen ze op de radio en tv, in de kranten en de social media. We horen boze stemmen, bemiddelende stemmen, ophitsende stemmen, ego stemmen, zwakke stemmen, stemmen met vermeende humor en stemmen met echte humor, harde stemmen, weerzinwekkende stemmen, mondige en onmondige stemmen. Er zijn moedige stemmen en tegenstemmen. Soms zijn die tegenstemmen gewetensvolle stemmen en soms zijn er stemmen om ons te misleiden. Maar ook horen we soms, als we goed luisteren, zachte stemmen. Stemmen die ons raken.
Overdenking
Bij veel van die stemmen die ons dagelijks overspoelen komt er een gedichtregel in mij op. In dat gedicht is het vooral de laatste regel die mij “pakt”: Heel deze overvloed aan schaarste. Deze regel vertolkt voor mij de overvloed aan stemmen die – helaas – vaak nietszeggend zijn.
Hieronder het gehele gedicht: 
De winterschilder (J. Eijkelboom)
Achter het grijze ijs op de sloot
liggen de velden tot aan
een onbesliste einder:
bestoft velours, versleten trijp, niet
ongelijk aan hoe in vroegere treinen
de banken waren bekleed.
Nevel en schemering doen wie het
eerste er is, negeren de
voortijlende Thalys.
Men zou wel schilder willen zijn
om dit gebrek aan kleur
op linnen te bewaren.
Maar ook zo kan de forens het
in zijn vlietend beeldarchief
opslaan voor later.
Die dan weer weet:
het was genoeg heel deze overvloed aan schaarste
Wat een bijzondere regel die je eigenlijk als het ware op de lippen moet proeven:
Heel deze overvloed aan schaarste.
Toen ik die regel voor het eerst hoorde was ik verkocht. Vaak was ik met die woorden bezig en al gaandeweg zag ik op radio en tv enz. die schaarste, die aan ons verkocht wordt alsof het overvloed was.
Als je je maar vaak genoeg herhaalt, met veel theater, dan hebben wij misschien niet door dat die overvloed nietszeggend is. Wat valt er niet ineens veel in die dichtregel: een overvloed aan schaarste.
Natuurlijk nu in deze verkiezingstijd worden we overspoeld met meningen, ideeën, zin en onzin. En ik denk aan de rest van het gedicht waarin het gaat om schaarste: grijs, bestoft velours, nevel en schemering, een overvloed aan schaarste aan kleur. Alleen de Thalys heeft iets van kleur in het landschap gebracht, maar snelt voorbij en daarna is alles weer grauw en grijs.
Een mooi gedicht waar ik weemoedig van word, zoals ik ook weemoedig wordt van de schaarste aan zinnigheid. Het lijkt soms een wedstrijd wie het hardste roept. Harder meer dan wie dan ook.
Maar het is schaarste: grijs, bestoft velours. Ook vandaag in het eigen land wordt de schaarste verpakt in zogenaamde goede bedoelingen.
Gelukkig is er niet alleen schaarste. We worden niet alleen iets wijsgemaakt maar ook wijzer. Dat vind ik terug in het gedicht van Gerrit Achterberg. Daarin horen we verschillende uiteenlopende stemmen.
En Jezus schreef in ‘t zand’
En Jezus schreef met Zijn vinger in het zand.
Hij bukte zich en schreef in ’t zand, wij weten
niet wat Hij schreef, Hij was het zelf vergeten,
verzonken in de woorden van Zijn hand.
De Schriftgeleerden, die Hem aan de tand
hadden gevoeld over een andere vrouw, van hete
hartstochten naar een andere man bezeten,
de Schriftgeleerden stonden aan de kant.
Zondig niet meer, zei Hij, ik oordeel niet.
Ga heen en luister naar het lied.
En Hij stond recht. De woorden lieten los
van hun figuur en brandden in de blos
waarmee zij heen ging, als een kind zo licht.
Zo geestelijk schreef Jezus zijn gedicht.
Laten we dit gedicht eens nader bezien. We hebben daarin te maken met de overspelige vrouw die natuurlijk weet dat ze gezondigd heeft, met de Schriftgeleerden die vinden dat zij het beter weten dan wie ook en met Jezus die een toevluchtsoord is voor de vrouw. De Schriftgeleerden handelen volgens de wet van Mozes en hebben daarmee het gelijk aan hun kant, vinden zij. Zij spreken de straf uit dat de vrouw gestenigd moet worden.
Hoe loopt dit debat, deze aanvaring af? Ook Jezus weet natuurlijk van de wet van Mozes, maar kijkt verder dan de wet en de straf. Hij ziet meer, hij ziet angst, hij ziet misschien ook wel spijt. En hij schrijft in het zand en vraagt dan aan hen die aan de kant staan: “wie onder u is zonder zonden?”
Ik stel me zo voor dat het stil blijft en hij staat op, de woorden geschreven in het zand verdwijnen. Net als de mensen aan de kant. Het gaat nu slechts om de woorden gericht tot de vrouw: “Zondig niet meer”.
Een paar woorden die niet alleen voor haar waren bedoeld.
Het zondigen komt ook voor in het verhaal over Job. En in dit verhaal treft mij weer de overvloed aan schaarste. Aan nietszeggende stemmen.
Ik denk dat we allen wel het verhaal van Job kennen. Hieronder een korte schets. Het verhaal zou ontstaan zijn in de 5e of 4eeeeuw vóór het begin van de jaartelling. Het is een literaire fantasie over een gelovige man, afkomstig uit OEZ, waarschijnlijk aan de grens van Israël gelegen. Het boek Job vertelt over het lijden van één man, Job.
Job is een goed mens die alles kwijtraakt: zijn bezit, zijn kinderen, en zelfs zijn gezondheid.
Job is een godvrezend en een welvarend man. Hij is onkreukbaar, oprecht, van eerbied voor God vervuld. Hij hield zich dan ook verre van kwaad. Zeven zonen en drie dochters kreeg hij. Zijn vee-stal bestond uit meer dan zevenduizend schapen en geiten, drieduizend kamelen, vijfhonderd span ossen en vijfhonderd ezelinnen.
Ook had hij een stoet van slaven en slavinnen die hem ten dienste stond. Een groter man dan Job was er in het oosten niet te vinden.
Satan, jaloers op de trouw van Job aan God heeft God overgehaald om Job rampen te bereiden, God stemt in het gaat steeds slechter met Job. Al zijn vee, zijn kinderen, zijn slaven, alles is verloren gegaan. Dit alles om Job te toetsen – zoals Satan beweert – en of hij dan God wél zal vervloeken.
Waar het mij nu om gaat en waarom ik voor Job heb gekozen is: wie staat Job nabij in deze ellendige toestand?
Zijn het de drie vrienden van Job? Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Sofar uit Naäma, hoorden van de rampspoed die Job had getroffen, en ze besloten hem op te zoeken. Onderweg ontmoetten ze elkaar, en samen (dan hoef je niet alleen!) gingen ze naar hem toe om hun medeleven te tonen en hem te troosten. 12Toen ze Job vanuit de verte zagen herkenden ze hem niet, en ze barstten uit in luid geweeklaag, ze scheurden hun kleren en wierpen stof omhoog over hun hoofd. 13Zeven dagen en zeven nachten bleven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen, want ze zagen hoe vreselijk hij leed.
In Job 4:1 -5:7 lezen we hoe uiteindelijk een van de vrienden Job toespreekt. Het woord “troost” kan ik hier niet gebruiken, want luister:
Elifaz’ eerste betoog (Job 4)
1Toen nam Elifaz uit Teman het woord:
2‘Kun je verdragen dat iemand het woord tot je richt?
Maar wie zou nu kunnen zwijgen?
3Velen stond je bij met raad en daad
en wie de moed ontzonk, heb je gesterkt.
4Je woorden richtten hem die struikelde weer op,
aan knikkende knieën gaf je nieuwe kracht.
5Maar nu word jij beproefd – en je verliest de moed,
nu treft jou het onheil – en je geeft het op.
6Vertrouw je niet op je ontzag voor God,
geeft je onbesproken levenswandel je geen hoop?
7Ken jij onschuldigen die Hij te gronde richtte?
Werden rechtschapenen ooit in het ongeluk gestort?
8Ik heb gezien: wie onrecht ploegt,
wie rampspoed zaait, zal het ook oogsten.
Uit het deel van dit betoog horen we het al: eigen schuld, dikke bult. Want
wie onrecht ploegt, wie rampspoed zaait, zal het ook oogsten.
Ze leggen het verder uit: Job, goede vriend, luister. We zien hoe slecht je eraan toe bent, maar geloof ons, dat is je eigen schuld. Jouw God en onze God, en dat weten wij heel zeker, straft de goddelozen, de onrechtvaardigen, maar beloont allen die gerechtigheid betrachten. Omdat jij, Job, gestraft bent, omdat jij alles bent kwijtgeraakt wat je had, ook je zonen en je dochters, daarom ben jij schuldig. Het kan niet anders. Beken je schuld dus, doe boete, daarna zal het je beter vergaan dan nu hier op de mesthoop.
Ook de andere twee vrienden geven Job als raad om nu naar te bekennen wat hij verkeerd heef gedaan.
Een overvloed van woorden, maar niet van betekenis voor Job.
In Job 31 vraagt Job aan God om uit te leggen waarom God het Job zo moeilijk maakt. Aan het eind spreekt God zelf. Hij daagt Job uit: Weet Weet Job hoe de schepping in elkaar zit? Kan hij de zon laten opkomen of het laten regenen? Is hij de baas over alle dieren? Als ik u herinner aan mijn eerdere vraag die ik stelde: wie staat Job nabij? Dan komt Job tot het besef dat alle ellende niet door toedoen komt van God, en dus ook het kwaad niet kan wegnemen. Het is zijn godsvertrouwen ondanks alles, waardoor Job zich toch uiteindelijk toch getroost voelt. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het soms moeilijk vind dit uit te leggen. Daarvoor moet ik naar de stem van Spinoza. Hij legt uit, maar niet met woorden van schaarste.
Uit: Verhandeling over de verbetering van het verstand.
Spinoza vertelt daarin hoe hij heeft ervaren dat het leven van alledag uiteindelijk ijdel en nietig is. Hij wil zoeken naar iets goeds dat werkelijk houvast geeft in het leven. Hij beschrijft hoe de mensen eer, zingenot en rijkdom als het hoogste goed beschouwen en er alles voor doen om dat te bereiken. Spinoza herkent dit streven ook bij zichzelf, maar ziet ook dat het hem niet gelukkig maakt. Hij heeft geleerd, dat streven naar rijkdom, eer en zinsgenot leidt tot een zeer beperkt leven en uiteindelijk tot somberheid. Het staat een gelukkig en zinvol leven in de weg. Hij noemt dit een levensbedreigende ziekte die individueel en maatschappelijk ontwrichtend werkt en zoekt naar een geneesmiddel voor zichzelf en voor alle mensen. Enkel wanneer geld, eer en genot als middel worden gezien en niet als doel op zich, zijn we in staat maat te houden en kunnen die drie constructief worden aangewend. Daartoe dienen we ons primair te richten op iets eeuwigs en oneindigs waar de ziel blij van wordt.
Spinoza beschrijft hier hoe je zelf in staat kan zijn om een antwoord te geven / te vinden op wat op je pad komt. Heel voor de hand liggend is dat als mensen zich druk maken door overvloed voor te wenden er ook vaak sprake is van macht of machtsmisbruik. Het gaat hen om de factor van het eigenbelang, maar of er ook ruimte is voor het algemeen belang?
Gold dat eigenlijk ook niet voor de vrienden van Job? De regel in hun leven was: Je doet goed en daarom doet ook God goed. Als het je niet goed gaat dat MOET je iets niet goed hebben gedaan.
Als díe kennis niet zou kloppen wordt plotseling je leven heel onzeker. Dat is het mooie van het laatste gedeelte van Jobs verhaal:uiteindelijk voelt Job zich getroost en niet gestraft door God. Hij heeft niets fout gedaan. Hij begrijpt met zijn godsvertrouwen dat rampspoed soms gebeurt. God kan het kwaad niet wegnemen, maar hij weet wel hoe moeilijk Job het heeft. Dat is een soort troost.
Ik sta voor de spiegel en vraag me af: hoe is het met mijn behoefte aan de gefabriceerde, maar ook vaak overbodige overvloed, waarin we leven. Kan ik ook gelukkig leven in een wereld zonder steeds meer? Of zelfs met minder, zodat ik me meer kan richten op het wezenlijke. Het is goed zo.
In een kort chassidisch verhaal horen we de stem van Rabbi Susja. Hij is heel oud en voor zijn einde kwam, sprak hij deze woorden:
“In de komende wereld zal mij niet gevraagd worden: Rabbi Susja, waarom ben je niet als Mozes geweest?” Mij zal ook niet gevraagd worden “Rabbi Susja waarom ben je niet als Elia geweest?” In de komende wereld zal mij gevraagd worden: “Susja, waarom ben je niet altijd als Susja geweest?”
Ik kijk in de spiegel en vraag: Hoe is dat met jou, Joke?
Een gedicht van Marinus van den Berg, geestelijk verzorger, roept mij, ons op:
Wees een andere stem in de wereld
wees een stem die luisteren kan
wees een stem van aandacht
wees een tegenstem in de wereld
wees een stem die niet schreeuwt
wees een stem die de ander niet wegzet
wees een nieuwe stem in de wereld
wees een stem die fluistert
wees een stem die bemoedigt
wees een andere stem in de wereld
wees een bezielde stem
wees een stem die wijs is
wees een tegenstem in de wereld
wees een stem voor wie de wijs kwijt zijn
wees een stem voor wie de weg niet vinden
wees een nieuwe stem in de wereld
wees een stem van vertrouwen
wees een stem die samenbrengt.
Moge het zo zijn.